banner

Beheer van de Hobokense Polder

Natuurbeheer senso stricto

Om open water, het moerasachtig karakter en een gevarieerd landschap te behouden is actief ingrijpen van de mens noodzakelijk. Indien we de natuur in de Hobokense Polder spontaan laten ontwikkelen, zullen de aanwezige plassen
op termijn verlanden en zal het gehele gebied evolueren tot bos. M.a.w. open water zal verdwijnen en de variatie in het landschap zal afnemen. Het moerasachtig karakter zal enkel tot uiting komen onder vorm van broekbossen (geen riet- en zeggenvegetaties meer).

Dat dit niet louter theorie is bewijzen de vogel- en planteninventarisaties van de voorbije decennia. Bij de planten zijn vele pioniersoorten verdwenen of sterk afgenomen. Grasland- en ruigtesoorten houden stand als gevolg van het huidige natuurbeheer, maar struweel- en bossoorten nemen duidelijk toe. Bij de vogels is er een gelijkaardig beeld. Soorten van open landschappen als de patrijs, gele kwikstaart, graspieper en veldleeuwerik zijn al lang als broedvogel verdwenen. Maar ondertussen zijn ook enkele moerasvogels, bijvoorbeeld rietgors en blauwborst sterk achteruitgegaan en (bijna) verdwenen. Onder invloed van het beheer neemt het aantal blauwborsten de laatste jaren weer aarzelend toe. Bosvogels als winterkoning, zwartkop, kool- en pimpelmees, grote bonte specht en nachtegaal nemen sterk toe.

Toch mogen we, in het licht van onze doelstellingen, deze spontane bosontwikkeling niet louter negatief beoordelen. Natuurlijke bossen herbergen een zeer hoge soortenrijkdom en vormen deel van het gevarieerd landschap dat we met het natuurbeheer trachten te verwezenlijken. Daarenboven is het proces van bosontwikkeling op opgehoogde gronden in een
erg geïsoleerd natuurgebied vanuit wetenschappelijk oogpunt erg interessant.

Wat doen we nu om open water, het moerasachtig karakter en een gevarieerd landschap te behouden? M.a.w. welke technieken worden toegepast bij het natuurbeheer en waar zijn de resultaten ervan zichtbaar?

Waterpeilbeheer

  • Doel: verhogen van grond- en oppervlaktewaterpeil; behoud en ontwikkeling van open water en moerasachtig karakter
  • Locatie: op meerdere plaatsen worden dammetjes en dijken aangelegd om de afvoer van oppervlaktewater tegen te gaan. Tijdens de wintermaanden zijn hoge waterstanden te zien in de grachten van de Populierenanplanting.

Plaggen

  • Reden: verlanding van de plassen en dichtgroeien open water leidt tot verlies aan waterhabitats.
  • Doel: behoud van open water en pioniervegetaties (verlandingsvegetaties)
  • Methode: afgraven en afvoeren van bovenste bodemlaag (wortellaag) en moerasvegetatie; handmatig of machinaal.
  • Locatie: het Rallegat is in 2003 machinaal afgeplagd. In 2009 is een volgend deel van de plas gepagd.

Actief visstandbeheer

  • Reden: het Broekskot en Nieuwe Zandweel zijn meer dan 10 jaar in gebruik geweest als kweekvijver voor karpers (Hobokense Sportvisser). Het karperbestand is veel te groot, waardoor het water troebel en plantengroei onmogelijk wordt. Zie ook: Natuurbeheer in het Broekskot
  • Doel: bekomen van een natuurlijker visbestand en watervegetatie.
  • Methode: uitzetten van predator (snoek) die te veel aan karper opeet.
  • Locatie: Broekskot

Riet- en ruigtebeheer

  • Reden:De vegetaties herbergen minder plantensoorten dan de hooilanden, maar zijn zeer belangrijk voor ongewervelden (insecten, slakken…) en vogels (blauwborst, kleine karekiet, waterral…). Ze worden meestal gedomineerd door hoog opschietende kruiden (riet, grote brandnetel, bramen…)
  • Doel: creëren en behouden van riet- en andere moeras- en ruigtevegetaties
  • Methode: rietlanden en ruigten worden 1x in 3 à 5 jaar gemaaid, gelijktijdig wordt ook de struikopslag verwijderd. Hierdoor wordt de successie cyclisch teruggezet.
  • Locatie: Het mooiste rietveld langs het wandelpad ligt ter hoogte van de Ruiterplas en de Orchideeënwei.
    Vanuit het KIJK.punt heb je een mooi uitzicht over de moerasvegetatie langs het Rallegat.

Hooilandbeheer

  • Reden: Hooilandbeheer komt vanouds voor in het Vlaamse landschap. Hooilanden herbergen een hoge soortenrijkdom en planten en dieren.
  • Doel: creëren en behouden van soortenrijke graslanden.
  • Methode: de hooilanden worden jaarlijks 1 of 2x gemaaid en het maaisel wordt afgevoerd (binnen of buiten het gebied). Hierdoor verschraalt de bodem en zijn minder voedingsstoffen beschikbaar voor de vegetatie. Snelgroeiende planten gaan niet meer domineren waardoor kleinere en trager groeiende soorten ook en kans krijgen. Maaien zorgt bovendien tijdelijk voor een korte grasmat en veelal wat omwoeling. Dit zijn geschikte omstandigheden voor kieming van nieuwe soorten.
    Maaien kan kleinschalig gebeuren met bosmaaier (op gevoelige en moeilijk toegankelijke plekken) of grootschalig met behulp van tractoren (op droge goed bereikbare delen).
  • Locaties: op verschillende plaatsen langs het wandelpad. Grootschalige maaivelden bevinden zich op de voormalige volkstuintjes langs de Schroeilaan.

Begrazing

  • Reden: grootschalige maaiwerken Graspolder duur; verbossing Graspolder
  • Doel: creëren van mozaïeklandschap met afwisseling van kort afgegraasde stukken (graslanden), hoger opschietende kruiden (ruigten) en struiken/bomen (struwelen). Het uiteindelijk doel is hetzelfde als een combinatie van (plaggen), maaien en kappen maar met een veel fijnmazigere, natuurlijkere afwisseling.
  • Methode: jaarrond begrazing met 8 Galloway-runderen en 4 Konik-paarden op 30 ha. Deze dieren zijn erg zelfredzaam, bestand tegen ons klimaat (warmte en koude). Konik is dichtste nazaat van het wilde paard dat vroeger in Europa voorkwam. Galloway is een Schots laaglandrund dat gekend is voor zijn zelfredzaamheid en zachtheid. De dieren staan hier jaarrond en worden niet bijgevoederd. Dit is de voorbije 3 winters niet nodig geweest. Ze vermageren wel wat tegen het eind van de winter.
  • Locatie: Nieuwe graspolder (begrazingsraster).

Kapbeheer

  • Doel: lokaal tegengaan van verbossing. Zonder menselijk ingrijpen zou de Hobokense Polder evolueren tot een relatief homogeen bos. Vele typische soorten van graslanden en moerassen zouden verdwijnen.
  • Methode: kappen van bomen struiken. De frequentie is afhankelijk van de doelstelling. Bij hakhoutbeheer is het de bedoeling om struweel of jong bos te behouden. Kappingen worden uitgevoerd om de 10 à 20 jaar. Bij ruigtebeheer wordt de struikopslag om de 4 à 5 jaar gekapt. Herstel van graslanden en ruigten vereist een éénmalige kapbeurt, met de daaropvolgende jaren eventueel intensieve verwijdering van de opslag totdat kan overgegaan worden op grasland- of ruigtebeheer.

Niets doen

  • Doel: spontane bosontwikkeling; de grootste oppervlakte (ca. 100 van de 170 ha) van de Hobokense Polder wordt niet beheerd en evolueert spontaan tot bos.
  • Methode: niets doen
  • Locatie: bijna overal waar bos en struweel staat, dus het grootste deel van de opervlakte van het reservaat.

Exotenbestrijding

  • Doel: sommige ingevoerde soorten vertonen invasief gedrag; ze planten zich zeer snel voort en nemen de leefruimte van inheemse soorten in. Bij probleemsoorten trachten we in te grijpen.
  • Methode: Amerikaanse vogelkers wordt bestreden door het ringen van de bomen en het uittrekken van zaailingen. De bestrijding van de Japanse duizendknoop is moeilijker. Maaien en uittrekken geven niet het gewenste resultaat of zijn zeer arbeidsintensief. Uitgraven is niet haalbaar. In het verleden zijn kleinschalige testen uitgevoerd met herbicidengebruik, ook zonder al te veel resultaat. Momenteel wordt binnen de afdeling gewerkt aan een haalbare strategie voor de bestrijding van deze toch wel zeer algemene soort.