banner

 

  • Voor 2003
  • 2003
  • 2004
  • 2005
  • 2006
  • 2007
  • 2008
  • 2009
  • 2010
  • 2011

Fauna & Flora algemeen

Wim Mertens conservator

Er werd in de Hobokense Polder intensief onderzoek verricht naar vogels, zoogdieren, amfibieën en bepaalde groepen van insekten. Omdat de avifauna het best onderzocht werd, zal hierop de nadruk worden gelegd. Toch eerst iets over de andere diergroepen. De gekende aanwezige zoogdieren zijn o.a. Konijn, Bunzing, Wezel, Bruine rat, Muskusrat en tal van muizen en spitsmuizen. Over het voorkomen van vleermuizen bestaan weinig gegevens. Eén opname duidde enkel op de Gewone dwergvleermuis. Het gebied is door zijn waterrijk karakter belangrijk voor meerdere amfibiesoorten (Groen kikker, Bruine kikker, Gewone pad, Alpenwatersalamander en Kleine watersalamander).

Tot eind jaren ‘80 was ook de Levendbarende hagedis aanwezig, maar deze werd nadien niet meer waargenomen. Fazant is een predator voor deze soort. Onderzoek tijdens de jaren ‘80 leverde 18 soorten waterwantsen, 46 soorten waterkevers, 23 soorten libellen en 103 soorten zweefvliegen op. Dat Hoboken Polder een belangrijke rol speelt in de Antwerpse, en zelfs in de Vlaamse avifauna is reeds eerder gebleken tijdens allerhande omithologische onderzoeken die in het gebied verricht zijn. Hieronder een selectie van de belangrijkste broedvogelresultaten uit het gebied sinds het ontstaan ervan in de huidige vorm.

Tijdens de prille ontwikkelingsjaren van het gebied werd het gebied gekenmerkt door een opvallend grote diversiteit aan biotopen en daaruit voortvloeiend een erg verscheiden flora en avifauna. Na verloop van tijd treedt er echter een zekere uniformiteit op waardoor ook de vogelpopulaties een uniformer karakter krijgen. Door deze steeds groter wordende uniformiteit verkrijgen we tevens meer stabiele populaties. We kunnen echter nog jaarlijks wijzigingen en evoluties bemerken in het totale aanwezige broedvogelbestand.

Het grootste belang van Hoboken Polder ligt ongetwijfeld in de aanwezige populaties van water- en moerasgebonden soorten. Daarmee mogen andere soorten echter zeker niet ondergewaardeerd worden. Hierbij denk ik bijvoorbeeld aan de aanwezigheid van onder meer de Sperwer, Buizerd, Boomvalk en Roodborsttapuit. De meeste in Vlaanderen voorkomende eendensoorten kunnen in het gebied broedend aangetroffen worden.

Hierbij vermelden we in het bijzonder de Slobeend (Anas clypeata), in Vlaanderen nog slechts 250 tot 400 koppels, Krakeend (Anas streptera), in Vlaanderen 50 tot maximaal 500 koppels, Kuifeend (Aythya fuligula), Tafeleend (Aythya ferina) en Wintertaling (Anas crecca). In het verleden is de Zomertaling (Anas querquedula) geregeld broedend opgemerkt. Indien noodzakelijke beheerswerkzaamheden uitgevoerd worden en de nodige rust kan gerespecteerd worden, kan deze soort zeker terug verwacht worden (komt nu nog doortrekkend voor). Er worden voor Vlaanderen nog slechts 50 á 75 koppels opgegeven.

Bij de moerasvogels merken we in eerste instantie het Woudaapje (lxobrychus minutus) op. Van deze kleine reigerachtige herbergde Hoboken Polder in 1981 liefst 6 % van de Belgische populatie. Ook nadien is deze kleine reigersoort regelmatig broedend aangetroffen. Inmiddels is deze soort haast uitgestorven in België, maximaal slechts een 5 koppels over het ganse land.

De totale Belgische populatie van Waterrallen (Rallus aquaticus) bedraagt ongeveer 500 koppels,waarvan jaarlijks zeker 12 koppels in Hoboken Polder met succes tot broeden komen (minder in droge jaren). Ook het aantal broedende Blauwborsten (Luscinia svevica) is van belang op Belgisch niveau. In 1989 komt liefst 6 % van de Belgische populatie in het gebied tot broeden (48 koppels). Ook de populaties van de Kleine karekiet (Acrocephalus scirpaceus) en de Bosrietzanger (Acrocephalus palustris) nemen door het uitgevoerde beheer gestaag toe.

Jaarlijks komt ook de Kleine plevier (Char adri us dubius), tot 300 koppels in Vlaanderen, tot broeden. Opmerkelijke resultaten die zeker vermeldenswaard zijn : Cetti-'s zanger (Cettia cetti), Sprinkhaanrietzanger (Locustelia naevia) tot 4 koppels, de totale populatie in Vlaanderen ligt rond de 500 koppels, en Grote karekiet (Acrocephalus arundinaceus), deze soort is inmiddels uitgestorven in België.

Recente broedsuccessen zijn onder meer te noteren van de Rietzanger (Acrocephalus schoenobaenus), deze soort is sinds de jaren '60 in gans België zeer sterk achteruitgegaan, Ook de Buidelmees (Remiz pendulinis) is recentelijk in het gebied te bewonderen. Een geslaagd broedgeval werd genoteerd in 1993, jaarlijks kwam er hoogstens één succesvol broedgeval voor in België.

Van de soorten die niet onmiddellijk gebonden zijn aan de boven vermelde biotopen vermelden we volgende resultaten: Boomvalk (Flacon subbeteo) broedend sinds 1994, de totale populatie in Vlaanderen wordt geschat op 200 koppels, Sperwer (Accipiter nisus) broedend sinds 1991 en Buizerd (Buteo buteo) sinds 1995. De Tortelduif (Streptopelia turtur) kunnen we eveneens steeds talrijker aantreffen in het gebied. De Ransuil (Asio otus) is reeds aanwezig als broedvogel sinds het ontstaan van het gebied onder zijn huidige vorm.

Van de beroemde Nachtegaal (Luscinia megarhynchos) komen jaarlijks minstens 20 koppels tot broeden. Ook de Wielewaal (Oriolus oriolus) is haast elk jaar van de partij. Ook het Paapje (Saxiola rubetra) is als broedvogel genoteerd in het gebied (nog slechts 20 broedgevallen per jaar in Vlaanderen), echter door het verdwijnen van zijn geliefde biotoop is ook deze zeldzame vogel moeten verhuizen.

Een andere soort die het tegenwoordig hard te verduren krijgt is de Roodborsttapuit (Saxiola torquata), nog broedend aangetroffen in 1994. Vermelden we eveneens de Klapekster (Lanius excubitor); deze zeldzame klauwier is broedend in de polder aangetroffen tot in 1981. In literatuur worden nog slecht een 40 koppels genoteerd in de beginjaren '80. Door het verdwijnen van een geschikt biotoop is ook deze soort moeten uitwijken

Nieuwe planten in de Hobokense Polder

Wim Mertens

In 2003 ontdekten we weer 7 nieuwe plantensoorten in de Hobokense Polder, nl. Pluimzegge (Carex paniculata), Gele Kornoelje (Cornus mas), Dolle Kervel (Chaerophyllum temulum), Klimopereprijs (Veronica hederifolia), Ruw Walstro (Galium uligunosum), Gele Plomp (Nuphar lutea) en Wilde Liguster (Ligustrum vulgare).

In maart, tijdens beheerswerkzaamheden nabij de picknickwei in Polderbos, vonden we een polvormige zegge met afgeronde bladscheden, de Pluimzegge. De plant staat hier tussen Riet en Pitrus in een wilgenbroekbos dat in winter en lente langdurig onder water staat, maar in de zomer uitdroogt. Pluimzegge is een typische soort voor watervegetaties met matig voedselrijk, zoet water en voor struwelen en bossen op natte, matig voedselrijke bodem. Door grote pollen of zelfs zuilen (tot 1.5 m hoog!) te vormen is deze zegge in staat om grote waterstandswisselingen het hoofd te bieden en draagt ze bij aan het verlandingsproces. Het is de vijftiende zeggensoort die in de Hobokense Polder wordt waargenomen.

Niet ver daar vandaan vonden we in dezelfde periode de Gele Kornoelje in bloei. De gele bloemen verschijnen voor de bladeren. Deze wel inheemse, maar niet streekeigen soort wordt veel aangeplant, ondermeer op de bermen van de Antwerpse ring. Van nature komt zij voor in de kalkstreken in het oosten en zuiden van België, waar zij in bossen en struwelen op voedselarme tot matig voedselrijke bodem groeit (1). De plant zou zich bij ons moeilijk spontaan verspreiden (via vogels die de bessen eten). Het is onduidelijk of dat hier wel het geval is of dat de soort ooit werd aangeplant.

Nog in Polderbos, meer bepaald in het Nieuwe zandweel, troffen we in mei Gele Plomp aan. Deze plant met grote drijvende bladeren zoals de Waterlelie, maar met gele bloemen, groeit in voedselrijk, stilstaand water (1). Hoogstwaarschijnlijk is deze plant 'ontsnapt' uit een tuinvijvertje in de buurt. Nieuwsgierig hoe zij reageert op de overmaat aan Karpers op deze plas.

Tussen het gele wandelpad en een maaiveldje ontdekten we een soort die we al langer hadden verwacht, Dolle Kervel. Het ligt aan ons! De soort komt er zeker reeds enkel jaren voor gezien de meerdere vierkante meters die zij bedekte. Deze schermbloemige ruigte- en bosrandsoort van (matig) voedselrijke bodems (1) lijkt op het eerste zicht sterk op Fluitekruid. Dolle Kervel bloeit echter later in het voorjaar en de stengels en bladstelen zijn paarsrood gevlekt. De naam wijst op een vermeende giftigheid (2).

Klimopereprijs werd aangetroffen in een kort gevreten Japanse Duizendknoopvegetatie in het begrazingsraster. Het is een tenger plantje met kleine roze bloempjes. Gezien hier reeds meerdere tientallen exemplaren voorkwamen, zou het wel eens kunnen dat deze soort reeds aanwezig was op het moment dat de Duizendknoop nog niet werd begraasd. Weinig soorten kunnen groeien onder de Japanse Schaduw. Eén van de enige soorten die dat in de Hobokense Polder wel kan, is de voorjaarsbloeier Gewone Vogelmelk. Klimopereprijs is een pioniersoort van kale bodems, zowel in akkers als in loofbossen. De bodem is vochtig tot droog en matig voedselrijk (1).

Ruw Walstro groeit in de hooilanden van de voormalige volkstuintjes aan de oude spoorweg. Zoals bij alle walstrosoorten staan de bladeren in kransen, in dit geval meestal met 6 of 7 bijeen. Ook de pluimvormige bloeiwijze met kleine witte bloempjes is typisch voor vele walstrosoorten. Omlaag gerichte stekelhaartjes op de stengels verklaren de naam. Het stekelpuntje op de bladeren vormt het verschil met Moeraswalstro, dat op gelijkaardige plaatsen aan te treffen is. Ruw Walstro is een kensoort van de plantengemeenschap 'Pijpestrootjes-orde', welke de blauwgraslanden en de dottergraslanden omvat, kortom hooilanden op natte, voedselarme tot matig voedselrijke standplaatsen. Het is een erg gevoelige soort, zowel voor ontwatering als bemesting. In verspreidingspatroon stemt ze in Nederland sterk overeen met Gevleugeld Hertshooi , welke vorig jaar in het hooiland aan de andere kant van de oude spoorweg werd ontdekt.

De Japanse Haagliguster (Ligustrum ovalifolium) stond reeds op onze plantenlijst. In december bleek bij nader inzien ook de inheemse Wilde Liguster in de Hobokense Polder voor te komen. De Wilde verschilt van zijn Japanse neef door langere en smallere, vroeger afvallende bladeren, een kortere kroonbuis en behaarde jonge twijgen (5). De sterke weezoete geur van hun nectar lokt zeer veel vliegen, bijen, kevers en vlinders (o.a. Bruine Eikenpage (Nordmannia ilicis)en Ligusterpijlstaart (Sphinx ligustri). De Wilde Liguster is onder de inheemse struiken een kalkindicator bij uitstek (5). Hij komt voornamelijk voor in bossen en struwelen op droge, voedselarme, basische (= kalkrijke) bodem.In 2003 werden ook enkele verdwenen gewaande soorten terug gevonden. Zandzegge (Carex arenaria), Strandkweek (Elymus athericus) en Pastinaak (Pastinaca sativa) stonden wel op de plantenlijst, maar werden na 1994 niet meer waargenomen. Zandzegge (één van de vijftien!) is een soort van voedselarme zandgronden, een typische soort van duinen (zowel kust als binnenlandse) (2). In de polder groeit deze zegge in het hooiland aan de toegang Polderstad, waarin ook andere typische soorten droge zandgrondsoorten groeien, zoals Hazepootje (Trifolium arvense) en Gewone Rolklaver (Lotus corniculatus). Strandkweek, een grijsblauwig gras, is een plant van aanspoelgordels in zout en brak milieu op strand en dijken. Wat zij komt zoeken op de oever van de Grote leigracht is ons niet duidelijk. De eetbare Pastinaak staat op de grens van de Hobokense Polder in de schaduw van de Krugerbrug. Deze soort, welke ook gesmaakt wordt door de rupsen van de Koninginnepage (Papilio machaon), kende de laatste jaren een sterke uitbreiding op de bermen van de Antwerpse ring.

Kleine Leeuwentand (Leontodon saxatilis) werd na 1994 één keer waargenomen. In het najaar van 2003 bleek deze composiet massaal voor te komen in de droge graslanden van het begrazingsraster en op het hooiland langs de Castrol.

Vier van de elf bovenvermelde soorten zijn teruggevonden in beheerde vegetaties. Ruw Walstro, Zandzegge en Kleine Leeuwentand in hooilanden, deze laatste ook in het begrazingsraster evenals Klimopereprijs. De zeven andere soorten bevonden zich in niet beheerde vegetaties (struwelen). Hieruit blijkt het belang van de ecologische variatie die we met het natuurbeheer nastreven.

(1) Ecotopenssyteem van Nederland en Vlaanderen. (http://www.synbiosys.alterra.nl/ecotopen)
(2) Weeda, E.J., Westra, R., Westra, Ch., Westra, T. (1994) Nederlandse Ecologische Flora, Wilde Planten en hun relaties 5.
(3) Weeda, E.J., Westra, R., Westra, Ch., Westra, T. (1987) Nederlandse Ecologische Flora, Wilde Planten en hun relaties 2
(4) Schaminée, J.H.J, Stortelder, A.H.F, Weed, E.J. (1996) De Vegetatie van Nederland. Deel 3: Plantengemeenschappen van graslanden, zomen en droge heiden.
(5) Weeda, E.J., Westra, R., Westra, Ch., Westra, T. (1988) Nederlandse Ecologische Flora, Wilde Planten en hun relaties 3.

Het voorbije jaar werden alweer enkele nieuwe soorten voor de Hobokense Polder ontdekt. Het nachtvlinderonderzoek leverde niet minder dan 37 nieuwe soorten op. Ook op de excursie van de insectenwerkgroep werden nieuwe soorten genoteerd. Niet onverwacht, gezien de aandacht ook gericht was op sprinkhanen en spinnen, welke voordien nauwelijks werden onderzocht.

Tot nog toe werden, voor zover we weten, maar twee sprinkhaansoorten op naam gebracht in de Hobokense Polder, met name het gewoon spitskopje (Conocephalus dorsalis) en de grote groene sabelsprinkhaan (Tettigonia viridissima). De insectenwerkgroep nam volgende soorten waar in de voormalige volkstuintjes aan de Schroeilaan: krasser (Chortippus parallelus), zeggedoorntje (Tetrix subulata) en boomsprinkhaan (Meconema thalassinum) (in de populierenaanplanting).

Later vond ik ook nog de bruine sprinkhaan (Chortipus brunneus) in de Graspolder. Dit brengt het voorlopig totaal op 6 soorten. Hopelijk wordt de lijst dit jaar verder aangevuld. Van het libellenfront melden we dat de kleine roodoogjuffer (Erythromma viridulum) voor het eerst sinds jaren terug is opgedoken. Tientallen exemplaren vlogen in augustus boven de uitdrogende plassen van het afgeplagde Rallegat waarin zich een dichte vegetatie van ondergedoken en half boven het water uitstekende waterplanten bevond zoals tenger fonteinkruid (Potamogeton pussilus) sterrekroos (Callitriche spec.), aarvederkruid (Myriophylum spicatum) en stijve waterranonkel (Ranunculus circinatus).

De algemeenste libel dit jaar was de bruinrode heidelibel ( Sympetrum striolatum). Voorgaande jaren was deze titel weggelegd voor de bloedrode heidelibel (S. sanguineum). De zwarte heidelibel (S. danae), vroeger ook algemeen in augustus en september, wordt de laatste jaren daarentegen niet meer waargenomen.

Vanzelfsprekend werden ook weer een aantal nieuwe plantensoorten gevonden in 2004. Gewoon sneeuwklokje (Galanthus nivalis), bermooievaarsbek (Geranium pyrenaicum), wijdvertakte klaver (Trifolium diffusum) en bergvrouwenmelk (Alchemilla monticola) zijn geen inheemse planten. De eerste twee zijn wel ingeburgerde soorten.

Dit betekent dat deze ingevoerde, planten zich hier nu zelfstandig voortplanten en permanente levensvatbare populaties vormen.Het sneeuwklokje stond in maart in bloei op de oude Scheldedijk onder een okkernoot. De aanwezigheid van deze stinsenplant duidt veelal op vroegere tuinen of op het storten van tuinafval. Bermooievaarsbek, een forsere uitgave van zijn familiegenoten kleine en zachte ooievaarsbek, is afkomstig uit Zuideuropese bergstreken, het Zwarte Zee- en Atlasgebied. De soort vestigde zich in de 18de eeuw in West-Europa en breidde zich gestadig uit.

In Vlaanderen is hij vrij zeldzaam. Zoals de naam doet vermoeden is het een typische bermplant, die ook voorkomt op dijken. Nu dus ook op de Scheldedijk in Hoboken. Bergvrouwenmelk, waarvan de determinatie misschien nog wel eens moet worden bevestigd, groeide samen met muskuskaasjeskruid op het schraalste plekje van de polder, een zandige plek die na 30 jaar nog steeds erg spaarzaam begroeid is met o.a. duinriet, zandzegge, rendiermos en ruig haarmos. Het is een soort die (nog) niet is opgenomen in de Vlaamse standaard lijst van niet inheems soorten en volgens de Flora Databank slechts op drie andere plaatsen in Vlaanderen werd aangetroffen.

Een andere zeer zeldzame plant in Vlaanderen, de wijdevertakte klaver (determinatie Luk Smets ), wordt beschouwd als efemere soort. Dit betekent dat de soort zich hooguit enkele jaren kan handhaven zonder zich voort te planten. Toch verscheen deze soort hoogstwaarschijnlijk spontaan op twee verschillende plaatsen in de Hobokense Polder. Het betreft beiden open vegetaties. Eén aan de rand van een uitgegraven poel en één in het hooiland ter hoogte van de Castrol.

Ook dicht bij de Castrol, in de berm van de Benzineweg, staat een tamelijk grote populatie duinroosje (Rosa pimpinellifolia). Deze dwergstruik met typische purperzwarte bottels is hier wel stevig uit de kluiten gewassen. In Vlaanderen komt deze soort van ontkalkte duinhellingen, op drie uitzondering na, uitsluitend voor langs de oostkust, tussen Nieuwpoort en de Franse grens. We vonden ook drie nieuwe wilgen, waarvan twee kruisingen.

Dat we ze nu pas vinden is uitsluitend te wijten aan het gebrek aan aandacht voor wilgen in het verleden. Duitse dot (Salix dasyclados) en Salix x mollisima (geen Nederlandse naam) zijn typische soorten voor de Scheldeschorren die vroeger werden aangeplant in grienden. Ze staan dan ook op de buitenkant van de Scheldedijk. Bindwilg (Salix x rubens), een kruising tussen schiet- en kraakwilg, is een boomvormige wilg waarvan de kruin breder uitgroeit dan bij de schietwilg. Hij wordt vaak als knotwilg aangeplant.

Op de drooggevallen kale bodem van het afgeplagde Rallegat verscheen de laatste nieuwe vondst: waterpostelein (Peplis portula). Dit tengere plantje groeit inderdaad meestal in laag blijvende pioniersvegetaties op vochtige bodem. In Vlaanderen komt het voornamelijk in de Kempen voor. Drie soorten werden voor het eerst terug waargenomen na 1990. Minstens vijf forse exemplaren van de gewone salomonszegel (Polygonatum multiflorum) stonden verspreid langsheen het rode wandelpad. Deze typische bosplant wordt verspreid door vogels die de zwarte bessen eten, maar gezien de lokatie hebben ze in de Hobokense Polder waarschijnlijk menselijke hulp gekregen.

De gewone pastinaak (Pastinaca sativa) in een wegberm en de welriekende ganzenvoet (Chenopodium ambrossioides) langs de Schelde hebben het gebied waarschijnlijk wel op eigen houtje bereikt. Dit tengere plantje groeit inderdaad meestal in laag blijvende pioniersvegetaties op vochtige bodem

Fauna & Flora algemeen

Wim Mertens conservator

Elk jaar worden nieuwe plant- en diersoorten ontdekt in de Hobokense Polder, zo ook in 2005. Dat Guido en Toon alweer 31 nieuwe nachtvlindersoorten waarnamen, kon je al lezen in het vorige Polder.blad. Guido vond in juli ook nog een nieuwe dagvlindersoort: de rouwmantel (Nymphalis antiopa). Van deze in Vlaanderen en Nederland uitgestorven soort worden sporadisch nog zwervende exemplaren aangetroffen.

Het is een soort van bosranden en open plekken in bossen met als waardplanten wilg, populier en berk. Tijdens de nachtwaarnemingen in oktober werd een meikever (Melolontha melolontha) aangetrokken door de lampen. Dit is niet enkel een bijzonder late waarneming, maar bij mijn weten ook de allereerste in de Hobokense Polder. Niet nieuw is de levendbarende hagedis (Lacerta viviparis). In de jaren tachtig werd dit reptieltje regelmatig waargenomen, ondermeer langsheen de oude spoorweg en aan de Ruitersplas.

Sindsdien zijn er echter bijzonder weinig waarnemingen. Vier jaar geleden zag de terreinploeg van Natuur- en Landschapszorg een exemplaar op het (voormalig) Stort. Dit jaar merkte ik een zeer klein diertje op aan de Plevierenhoek. Blijkbaar zijn er nog kleine populaties van deze soort aanwezig in de Hobokense Polder. Ook alweer 8 nieuwe plantensoorten in 2005, waarvan er vier gevonden werden tijdens de FON-excursie (FON = Floristisch Onderzoek voor Natuurbehoud).

Grof of gedoornd hoornblad (Ceratophyllum demersum) en watertorkruid (Oenanthe aquatica) zijn twee waterplanten die opdoken in het Nieuwe Zandweel. Grof hoornbald is de meest verspreide bloeiende waterplant ter wereld. Het groeit in stilstaand voedselrijk water met een modderbodem en vormt vegetaties die als schuilplaats, voedsel- en zuurstofbron van groot belang zijn voor vele waterdiertjes. Watertorkruid is kenmerkend voor plaatsen met wisselende waterstand. Het kiemt enkel op drooggevallen plekken, maar tijdens de bloei staan de planten meestal nog met hun voeten in het voedselrijke water. Groot moerasscherm (Apium nodiflorum) en slanke waterkers (Nasturtium micrphyllum) werden waargenomen tussen de breukstenen op de Schelde-oever.

Fauna & Flora algemeen

Wim Mertens conservator

Als gevolg van een afgenomen inventarisatie-intensiteit werden in 2006, in vergelijking met vorige jaren, weinig nieuwe plantensoorten gevonden in de Hobokense Polder. Van de vier nieuwe soorten zijn er evenwel twee niet te versmaden: gulden sleutelbloem (Primula veris) en slijkgroen (Limosella aquatica). De twee andere soorten zijn niet inheemse waterplanten: smalle waterpest (Elodea nuttallii) en dwergkroos (Lemna minuta). Eén bloeiend exemplaar van de gulden sleutelbloem vond ik langsheen de verbindingsweg naar de Graspolder niet ver van KIJK.punt, op een plaats met veel opslag van gewone es.

Deze soort van kalkrijke bodems groeit meestal in of op de rand van graslanden, maar soms ook in eiken-haagbeukenbossen met kalkrijke ondergrond. Ze is in Vlaanderen vrij zeldzaam. In het oosten (Voerstreek, Grensmaas) en in het westen van het land (Westhoek) wordt de gulden sleutelbloem frequent aangetroffen, maar in het centrum van Vlaanderen is ze zeer zeldzaam. In het Antwerpse is gulden sleutelbloem reeds lange tijd aanwezig op plaatsen met een verstoorde kalkrijke bodem, zoals forten en vestingen.

Een relatief grote populatie (> 500 planten) is terug te vinden in ons buurreservaat Fort VII (rAntGroen7, 2003) en ook op Fort VIII werd deze sleutelbloem waargenomen. Harde wind of voorbijlopende dieren doen de elastische stengel van deze plant heen en weer schudden waardoor de zaden uit de open vruchtkelk worden gestrooid. Deze verspreidingswijze volstaat natuurlijk niet om van Fort VII of Fort VIII tot in de Hobokense Polder te reizen. Hoe de ze Hobokense Polder heeft bereikt, is onduidelijk, maar een beetje, al dan niet bewuste hulp, van natuurliefhebbers is niet uit te sluiten.

De laatste jaren worden wel meer opvallende nieuwkomers uitsluitend langs het wandelpad aangetroffen, maar soms wel tegelijkertijd op meerdere plaatsen (bv. gewone salomonszegel (Polygonatum multiflorum), overblijvende ossentong (Pentaglottis sempervirens). Een andere leuke nieuwkomer, slijkgroen is uiterst zeldzaam in Vlaanderen. Dit minuscule plantje met rozetjes van spatelvormige lichtgroene blaadjes is een pionier van ‘s zomers droogvallende plassen op klei- en zand. De bodem, doorgaans voedselrijk, kan zowel kalkrijk als kalkarm zijn.

Deze soorten komen dikwijls samen voor in voedselrijk zoet water en in het zoetwatergetijdegebied. Groot moerasscherm komt algemeen voor in de zoetwaterschorren langsheen de Schelde. Nog soorten van natte standplaatsen zijn getand vlotgras (Glyceria declinata) en bruin cypergras (Cyperus fuscus), beide pioniers op kale natte bodems. Natte plekken in weilanden die door het vee stuk getrapt worden zijn typische groeiplaatsen.

Zo ook bij ons, de soorten staan in het Donker Gat, een nat gedeelte van het begrazingsraster. Het zeldzame bruin cypergras werd gevonden tijdens de excursie van de plantenwerkgroep van Natuurpunt Zuidrand Antwerpen. We vonden ook nieuwe soorten van droge standplaatsen. Het vrij zeldzame eekhoorngras (Vulpia bromoides), gevonden in de droogste delen van de Graspolder, groeit in tamelijk open graslanden op kalk- en voedselarme droge zandgrond.

Bij ons gaat deze soort achteruit, maar in Noord-Amerika en Australië wordt het beschouwd als een schadelijke exoot. Tenslotte werd in november nog een nieuwe plantensoort ontdekt.

Op de afgeplagde maar reeds lang droog staande delen van de Reigershoek groeiden meerder exemplaren van de zeldzame lathyruswikke (Vicia lathyroides), een plantje dat voornamelijk voorkomt in de duinen. Het hoort thuis in lage schrale begroeiingen op droge voedselarme zandgrond. Haar optreden op de bodem van een in 2004 afgeplagde plas geeft aan hoe droog het de afgelopen seizoenen in de Hobokense Polder was.

Opmerkelijke evoluties en waarnemingen

Wim Mertens conservator

Op werd 30 juli werd een nooit eerder in België waargenomen vlinder gevonden. Het betreft een zogenaamde ‘micro’: Coleophora salinella (Stainton 1858).

Nieuwe plantensoorten: tongvaren (Asplenium scolopendrium) en tuinjudaspenning (Lunaria annua). Sterke uitbreiding van bruin cypergras (Cypersus fusca) op eerste vindplaats in het begrazingsraster. Grote oppervlakte ondiep water in het begrazingsraster waren tot ver in de zomer begroeid met kranswieren (Chara sp).

Nieuwe vindplaats van bruine winterjuffer (Sympecma fusca). Sterke uitbreiding van dagvlinders landkaartje en oranjetipje. Van deze laatste breiden ook de voedselplanten (pinksterbloem en look-zonder-look sterk uit).

Opmerkelijke broedvogelsoorten: zomertaling (waarschijnlijk),  boomvalk (waarschijnlijk) en ijsvogel.
Andere opmerkelijke vogelwaarnemingen: lepelaars (tot 8 ex),  grote zilverreiger (tot 5 ex), kleine zilverreiger, rode wouw, kleine bonte specht, baardmannetje, goudvink, kleine barmsijs.

Opmerkelijke evoluties en waarnemingen

Wim Mertens conservator

Nieuwe plantensoorten: borstelbies (Scirpus setaceus) op vochtige kort gegraasde delen in het begrazingsraster.

Nieuwe libellensoort: vuurlibel (Crocothemis erythraea).

Opmerkelijke broedvogelsoorten: boomvalk, ijsvogel (3 koppels), krakeend (35 koppels), dodaars (6 koppels), blauwborst (8 koppels), boomkruiper (21 koppels).

Andere opmerkelijke vogelwaarnemingen: woudaapje (1 ex.), roerdomp (1 ex), draaihals (2x 1 ex.), lepelaars (tot 18 ex), grote zilverreiger (tot 5 ex), kleine zilverreiger, rode wouw, kleine bonte specht, baardmannetje, goudvink, kleine barmsijs.

Opmerkelijke evoluties en waarnemingen

Wim Mertens conservator

Plantensoorten: Naaldwaterbies (Eleocharis acicularis): nieuwe soort voor de Hobokense Polder. Staat in het begrazingsraster op een plaats met pioniervegetatie die in de lente langdurige onder water staat.
Op dezelfde locatie werd waterpunge (Samolus valerandi) aangetroffen (tweede waarneming voor het natuurgebied)

Nieuwe zoogdiersoort: Euraziatische rode eekhoorn werd voor het eerst gezien in het natuurgebied: 1 waarneming + sporen (aangeknaagde hazelnoten).

Opmerkelijke broedvogelsoorten: boomvalk.
Andere opmerkelijke vogelwaarnemingen: zomertaling (5 ex.), velduil (1ex.), houtsnip (meerdere overwinterende ex.), lepelaar (tot 11 ex), grote zilverreiger (tot 3 ex), kleine zilverreiger, purperreiger (1 ex.), kleine bonte specht, snor, baardmannetje, tapuit, goudvink, grote barmsijs.

Vlinders: bruin blauwtje

Opmerkelijke evoluties en waarnemingen

Wim Mertens conservator

Eerste Gallowayrund geboren op 30 april 2010.

  • Plantensoorten: Nieuwe soorten:
    • rankende duivenkervel
    • elzenzegge
    • trosdravik
  • Zoogdiersoort:
    • meerdere waarnemingen van levende steenmarter, enkele jaren terug werd een doodgereden exemplaar gevonden.
    • vos plant zich waarschijnlijk voort
  • Broedvogelsoorten:
    • aantal riet- en moerasvogels neemt terug toe door gevoerde beheer
      • blauwborst: 9 koppels
      • rietgors: 3 koppels
      • sprinkhaanzanger: 1 koppel
      • waterral: 8 koppels
      • dodaars: 9 koppels
    • andere broedvogels:
      • nachtegaal: 13 koppels
      • wielewaal: 1 koppel
      • boomvalk: 1 koppel
  • Nachtvlinders:
    • Verder doorgedreven nachtvlinderonderzoek leverde in 2010 maar liefst 157 nieuwe soorten op (inclusief zgn. micro's). In totaal werden nu reeds 829 soorten waargenomen in de Hobokense Polder!
    • Het eikenweeskind, waargenomen op 30/07/2010, is een nieuwe soort voor Vlaanderen!
    • Tal van zeldzame tot erg zeldzame soorten, waaronder vele typische soorten van moerassen, werden waargenomen.
  • Dagvlinders: één nieuwe soort: eikenpage.
  • Libellen: Zuidelijke glazenmaker.

Opmerkelijke evoluties en waarnemingen

Wim Mertens conservator

Uit een vergelijking van de biomassaproductie in 2003 en 2010 van enkele hooilanden blijkt dat de productiviteit van de reeds jarenlang beheerde hooilanden in het Centrale deel welke slechts één keer per jaar worden gemaaid (zie C, E en F in Afbeelding 2) sterk is toegenomen.
Uit wetenschappelijke literatuur blijkt dat de soortenrijkdom van graslanden het hoogst is bij een gemiddelde productiviteit (300 tot 600 g droge stof/m2 voor N-gelimiteerde graslanden) en lager bij lage (< 200 g DS/m2) en hoge productiviteit (> 800 g DS/m2)1. Op basis van deze resultaten hebben we beslist om de hooilanden in het Centrale deel in de toekomst twee keer per jaar te maaien.

Na de vorstperiode met sneeuw in december en januari werd een visstrefte vastgesteld op het Broekskot. Ca. 15 grote karpers en 1 grote snoek (> 0,8 m) lieten hierbij het leven. Waarschijnlijk ontstond onder het met sneeuw bedekte ijs zuurstoftekort in het water wat de grote vissen fataal werd.

Opmerkelijke waarnemingen:

  • Planten:
    • rond wintergroen: nieuw voor reservaat
    • veelwortelig kroos: nieuw voor reservaat
    • kikkerbeet: op nieuwe plek
    • rode ogentroost: sterke uitbreiding
    • grote lisdodde: sterke uitbreiding op Broekskot, waarschijnlijk doordat het karperbestand verkleint.
  • Vogels:
    • braamsluiper: 1 territorium
    • sprinkhaanzanger 1-2 territoria
    • wielewaal: 1 territorium
    • boomvalk: 1 waarschijnlijk broedgeval
    • grote karekiet: 1 waarneming, waarschijnlijk niet gebroed
    • lepelaar: tot 9 foeragerende exemplaren in juli
    • grote zilverreiger: bijna dagelijks in september en oktober
    • waterpieper: slaapplaats, tot ca. 85 ex.
  • Spinnen – zeldzame soorten:
    • oeverspinnen
    • gemarmerde galgspin
    • rood visgraatje
    • groene jachtspin
  • Sprinkhanen:
    • zanddoorntje: nieuw voor reservaat, massaal aanwezig in enkele open moerasvegetaties
    • zuidelijk spitskopje: nieuw voor reservaat
  • Libellen:
    • blauwe breedscheenjuffer: nieuw voor reservaat