banner

Bestrijding van Japanse duizendknoop

Wim Mertens

Infovergadering 26 oktober 2005

De bestrijding van Japanse duizendknoop is een belangrijk aspect van het beheer in de Hobokense Polder. Deze woekerende exotische plantensoort groeit op meerdere plaatsen in de Hobokense Polder, plaatselijk op grote oppervlakten. Zijn dicht bladerdek verhindert de groei van andere planten. Tussen Japanse duizendknoop vind je dan ook bijna geen andere planten. De bestrijding van deze soort is bijzonder moeilijk. In de Hobokense Polder werd deze soort tot nog toe niet erg intensief en bijgevolg ook niet succesvol bestreden.

Door de Goudklompjes, onze superactieve vrijwillige beheersploeg, krijgen we nu de mogelijkheid om de bestrijding planmatiger en intensiever uit te voeren. Als start hiervoor ging op 26 oktober 2005 een informatievergadering door, waarvoor zes sprekers werden uitgenodigd.

Als eerste kwam 'goudklomp' Gilbert Van de Velde aan de beurt. Hij stelde dat de bestrijding in de Hobokense Polder dringend noodzakelijk was omdat de plant reeds grote delen van het natuurgebied heeft ingepalmd. Zijn uitgebreide internetopzoeking op voornamelijk Amerikaanse, Britse en Nederlandse sites leerde dat de bestrijding uiterst moeilijk is. Door maaien is de soort niet weg te krijgen. Van biologische bestrijding zijn tot op heden nog geen succesvolle voorbeelden gekend. Afgraven van het uitgebreide wortelstelsel heeft wel kans op slagen, maar is erg duur. Bovendien kan elk achtergebleven stukje wortelstok opnieuw uitgroeien tot een volwassen duizendknoop. De meest realistische en haalbare methode zou het gebruik van herbiciden zijn, met name glyfosaat. Omdat dit herbicide snel afbreekt en weinig negatieve effecten zou hebben op de rest van het ecosysteem (dieren, zwammen, bacteriën) zou het gebruik ervan in natuurgebieden te verantwoorden zijn.

De volgende spreker, Paul Pals, exvoorzitter van de Werkgroep Hobokense Polder, was het hier hoegenaamd niet mee eens. Op hetzelfde internet vond hij vele rapporten over de negatieve gevolgen van het herbicide (en de toegevoegde stoffen in de commerciële mengsels) op mens en dier. Volgens hem is het gebruik van glyfosaat ook geen garantie voor een succesvolle bestrijding, zeker niet bij een eenmalig behandeling. Uittrekken en begrazen zouden een verdere uitbreiding verhinderen en zijn in dat opzicht wel effectief. Hij wees er ook op dat de Japanse duizendknoop een typische verstoringsplant is die in de Hobokense Polder voornamelijk op voormalige storten groeit. Een grondige bodemsanering zou ook effect kunnen hebben.

Vervolgens kwam de heer Leemans van Monsanto (de producent van Round-up en andere glyfosaat bevattende producten) aan het woord. Glyfosaat is volgens meerdere internationale controle-instanties niet gevaarlijk voor mens en milieu. Het heeft enkele een vernietigend effect op planten. In tegenstelling tot lipofiele stoffen (stoffen die slecht oplossen in water, bijvoorbeeld DDT) stapelt het hydrofiele (goed in water oplosbare) glyfosaat zich niet op in de voedselketen. Bij goed gebruik zouden geen verhoogde concentraties van glyfosaat in het grond- of oppervlaktewater terecht komen. Aanrijking van de afbraakstof (AMPA of aminomethylfosfolzuur) is al wel vastgesteld. Deze stof is nog minder gevaarlijk dan glyfosaat en kan ook uit andere stoffen ontstaan (o.a. uit wasmiddelen). Het detergent dat in Round-up toegevoegd wordt om het herbicide in de plant te krijgen is toxischer dan glyfosaat zelf. Momenteel zouden er nieuwe producten op de markt zijn met minder (schadelijke) detergenten.

Professor Rony Blust van de Universiteit Antwerpen, legde eerst omstandig uit hoe toxische effecten en ecologische en gezondheidsrisico's bepaald werden. Hij bevestigde dat bij juist gebruik glyfosaat geen grote risico's oplevert voor mens of dier, maar de toegevoegde detergenten in de commercieel beschikbare producten zouden wel degelijk negatieve effecten hebben o.a. op amfibieën. Aangezien de exacte samenstellingen van de producten geheim gehouden wordt, kan de toxiciteit van de aparte stoffen niet worden onderzocht en is het bij nieuwe producten nooit duidelijk wat de echte toxiciteit is.

Vervolgens kwamen twee praktijkvoorbeelden aan bod. Volgens Erik Molenaar, conservator van de Wolvenberg, heeft een combinatie van mechanische bestrijding (uittrekken en maaien) en gebruik van glyfosaat (aanstippen) gedurende 12 jaar op de Wolvenberg geleid tot een sterke afname, maar niet tot het verdwijnen van de Japanse duizendknoop. Er worden nu geen andere soorten meer weggeconcurreerd, maar waakzaamheid blijft uiterst noodzakelijk.

Mark Florus (AMINAL, Afdeling Water) gaf aan dat zij als overheid geen pesticiden meer mogen gebruiken. De puur mechanische bestrijding, bestaande uit 7x per jaar maaien, op de oevers van waterlopen in het Netebekken leidde na drie jaar eveneens tot een sterke afname maar niet tot het verdwijnen van de soort.

Tijdens de late discussie werden volgende conclusies getrokken:

  • De Japanse duizendknoop moet (in de Hobokense Polder) bestreden worden.
  • De overheid moet een zwarte lijst van planten opstellen waarvan de verkoop moet worden verboden, zodat de kans op het verschijnen van nieuwe agressieve exoten in de toekomst kleiner wordt. Natuurpunt moet hier actief op aandringen.
  • Over het al dan niet gebruiken van herbiciden waren de meningen verdeeld. Iedereen was het eens dat in geval van gebruik een open en eerlijke communicatie nodig is. Het werd wenselijk geacht dat Natuurpunt regels opstelt waaraan de afdelingen zich dienen te houden.
  • Het is in elk geval wenselijk om alternatieve bestrijdingsmethoden te bedenken en uit te proberen. Er wordt gedacht aan begrazen (runderen, varkens, geiten…), afdekken, afgraven, behandelen met zout, terpentijn…
  • Bij eventuele keuze voor herbicidengebruik kunnen we steeds rekenen op het wetenschappelijke advies van professor Blust m.b.t. goed gebruik (gebruikte concentraties, tijdstippen…).

Op basis van deze informatie werd op een open vergadering van de beheergroep (8 februari 2006) beslist om voorlopig geen herbiciden te gebruiken in de Hobokense Polder, maar verschillende bestrijdingsmethoden uit te testen en deze jaar na jaar te evalueren. Dit jaar gaan we van start met volgende maatregelen:

  • regelmatig (tweewekelijks) maaien met afvoer,
  • klepelen (4x/jaar),
  • afgraven en zorgvuldig verwijderen van kleine plekken in het Centrale deel,
  • afdekken,
  • begrazen
    1. uitbreiden begrazingsraster
    2. onderzoek naar haalbaarheid van geitenbegrazing.

Om de resultaten van de verschillende behandelingen objectief te kunnen vergelijken worden alle beheerde plekken en enkele niet beheerde plekken jaarlijks tweemaal onderzocht. In permanente kwadraten zal het aantal stengels per m² geteld worden en zal de bovengrondse biomassa (het drooggewicht van de planten) bepaald worden.

Zie ook: Evaluatie 2010

 

Infovergadering 2005

Evaluatie 2010