1 Inleiding

Dit onderzoek naar naar de bodem- en waterkwaliteit in de Hobokense Polder kadert in de Projectsubsidie Natuur - Vernatting Hobokense Polder (PSN202104). Het vernattingsproject voorziet in het oppompen van water uit de recent gesaneerde Grote Leigracht om dit te laten infiltreren in het Centrale deel van de Hobokense Polder. Het doel is om de grondwaterpeilen in het Centrale deel langere tijd hoog te houden zodat de plassen en moerassen tot in de zomer onder water staan. Een bondige projectomschrijving wordt gegeven in het document Vernatting Centraal deel Hobokense Polder. Omdat uit preliminair onderzoek bleek dat de bodem in de oorspronkelijke geplande infiltratiezone mogelijk vervuild is, werd een tweede potentiC+le infiltratiezone afgebakend (zie figuren 1.1 en 2.1).

Beide potentiC+le infiltratiezones liggen ten noorden van het lager gelegen Centrale deel, het deel waar een hogere grondwaterstand wordt nagestreefd (zie figuur 1.1). Uit grondwaterpeilmetingen en veldwaarnemingen blijkt dat zowel de grondwaterstroming als de oppervlakkige afstroming (bij hoge grondwaterpeilen) in zuidelijke richting verlopen. Dit betekent dat water dat daar infiltreert ondergronds en, bij hogere waterpeilen ook bovengronds, naar het lager gelegen Centrale deel stroomt.

Centraal deel Hobokense Polder - mogelijke infiltratiezones en hoogteligging

Figure 1.1: Centraal deel Hobokense Polder - mogelijke infiltratiezones en hoogteligging

De doelen van dit verkennend onderzoek naar de bodem, grond- en oppevlaktewaterkwaliteit zijn:

  • nagaan of de waterkwaliteit in de gesaneerde Grote Leigracht voldoet om te gebruiken in het natuurgebied.
  • nagaan in welke mate de watersamenstelling (macro-ionen en nutriC+nten) van de Grote Leigracht verschilt van die van de plassen in het Centrale deel, meer bepaald het Broekskot.
  • nagaan in welke mate de watersamenstelling (macro-ionen en nutriC+nten) van de Grote Leigracht verschilt van die van het grondwater in het Centrale deel.
  • nagaan of er door de infiltratie een verhoogd risico is op verspreiding van verontreiniging

Bodemopbouw
Om de resultaten van het onderzoek naar water- en bodemkwaliteit te kunnen kaderen is een minimaal inzicht in de bodemopbouw van de Hobokese Polder noodzakelijk. In Vlaanderen zijn 42 grondwaterlichamen afgebakend. De Hobokense Polder valt officieel in het Centraal Kempisch systeem, meer bepaald in de Centrale zanden van de Kempen (CKS_0200_GWL_1). De miocene en oligocene zandige afzetting typisch voor het Centraal Kempisch grondwatersysteem (o.a. Zanden van Berchem en Voort, Zanden van Diest) komen ter hoogte van de Hobokense Polder niet voor, de holocene rivierafzettingen liggen er bijna direct op de Boomse klei (DOV). De bovenste bodemlagen in de Hobokense polder ten noorden van de Grote Leigracht zijn opgehoogde lagen (Antropogeen) van variC+rende oorsprong en samenstelling. In het Centraal Deel zijn vooral gronden aangevoerd afkomstig van de aanleg van de Kendedytunnel en de ring rond Antwerpen. Het betreft voornamelijk gronden uit de formatie van Berchem en Voort, bestaande uit donkergroene fijne kleiige fossielrijke glauconietzanden. Lokaal zit er veel huishoudelijk afval (storten die reeds voor de ophoging bestonden), puin en/of plastic tussen gemengd. De belangrijkste ophoging vond plaats tussen 1965 en 1970. De kans dat ook vervuilde grond werd aangevoerd is hoog. Onder dit Antropogeen bevinden zich alluviale deklagen bestaande uit venige, lemige en kleiige alluviale afzettingen die tijdens het Holoceen in riviervalleien werden afgezet (HCOV A140). Daaronder bevindt zich een dunne laag pleistocene zandige afzettingen (HCOV A170) en daaronder de Boomse klei (HCOV A300). De Grote Leigracht vormde de zuidelijke grens van de laaggelegen polder. Ten zuiden ervan komen de alluviale afzettingen (HCOV A140) niet meer voor. Hier liggen eolische (door de wind afgezette) deklagen van de Roerslenk (HCOV A150) boven op de Boomse klei. Het maaiveld werd hier niet opgehoogd, het Antropoceen is hier dus niet aanwezig.


2 Methode

In de lente en zomer van 2023 werd de bodemkwaliteit onderzocht op twee potentiC+le infiltratielocaties. Boorlocatie B1 en B2 liggen in of nabij de alternatieve infiltratielocatie. Boorlocaties B3 en B4 liggen in de origineel voorgestelde infiltratielocatie (zie figuur 2.1.
In de buurt van de infiltratielocaties werd tevens het grondwater bemonsterd (HOPP037 en HOPP040). Ook in de lager gelegen zone van het Centrale deel werd de grondwatersamenstelling onderzocht (HOPP007 en HOPP038).
Het oppervlaktewater werd bemonsterd in het Broekskot (de grootste plas in het Centrale deel) en de Grote Leigracht (waaruit het infiltratiewater zal worden opgepompt).
De staalnames en analyses werden uitgevoerd door de Bodemkundige Dienst van BelgiC+.

Figure 2.1: Locaties staalname grond- (donkerblauw) en oppervlaktewater (lichtblauw).


2.1 Bodemanalyses

Op de vier locaties werden boringen uitgevoerd tot op 5 m diepte, met uizondering van B1 waar op 3.6 m diepte een heel harde laag aanwezig was. Van de belangrijkste onderscheiden bodemlagen, vier per staalnameloctie, werd een mengstaal genomen voor chemische analyse.

Op elk staal werden zware metalen (Arseen [As], Cadmium [Cd], Chroom [Cr], Koper [Cu], Kwik [Hg], Lood [Pb], Nikkel [Ni] en Zink [Zn]), minerale oliC+n (totaal som van fracties C10-C40) en opgedeeld per fractie (C10-C2, C12-C20, C20-C30 en C30-C40) en polyaromatische koolwaterstoffen (PAKs) (Acenafteen, Acenaftyleen, Anthraceen, Benzo(a)anthraceen, Benzo(a)pyreen, Benzo(b)fluorantheen, Benzo(g,h,i)peryleen, Benzo(k)fluorantheen, Chryseen, Dibenzo(a,h)anthraceen, Fenanthreen, Fluorantheen, Fluoreen, Indeno-(1,2,3-c,d)pyreen, Naftaleen en Pyreen) gemeten. Op de meeste stalen werd ook de uitloogbaarheid van de zware metalen nagegaan met een 1stapsschudtest. De uitloogtest werd niet uitgevoerd als er in het bodemstaal geen verhoogde gehaltes aan zware metalen werden vastgesteld of als er dermate verhoogde gehaltes werden vastgesteld dat kon worden vermoed dat de uitloogwaarden sowieso te hoog zouden zijn.

Om na te gaan of er sprake is van bduidelijk aanwijzingen voor ernstige bodemverontreinigingb volgen we voor elke staalname de DAEB-procedure van OVAM. Hierbij gaan we er van uit dat er geen puur product aanwezig is (BID = 0) en er geen voorzorgsmaatregelen nodig zijn (BIV = 0) omdat de huidige situatie al zeer lang (> 50 jaren) bestaat, er geen grondwaterwinningen of drinkwaterleidingen aanwezig zijn, er geen aanduidingen zijn van vluchtige verontreinigingen en verontreinigingen wellicht niet aanwezig is nabij het maaiveld.

Eventuele bodem- en grondwatervervuiling kan afkomstig zijn van de opgevulde bodemlagen, maar kan ook aanwezig geweest zijn op en in de bovenste lagen van de oorspronkelijke polderbodem. Het voormalig landgebruik kan interessant zijn om de resultaten te interpreteren. Bijlage 2 geeft de ligging van de boorlocaties op enkele oude kaarten en luchtfotobs. In het begin van de twintigste eeuw (DC)pC4t de la guerre-kaart, 1902) lag ten noorden van de onderzochte zone een metaalfabriek, de (AciC)rie dbAnvers). Na de WO II is de metaalfabriek verdwenen. In 1948 zijn de funderingen van enkele gebouwen van de voormalige metaalfabriek nog zichtbaar terwijl Petroleum-zuid wordt uitgebreid naar het westen. In 1957 is geen spoor meer te herkennen van de AciC)rie db Anvers. De peroleumhaven heeft zich verder naar het westen uitgebreid tot tegen de voormalige hoeve bDe Bergen. Naast de opslagtanks valt ook de rokende schoorsteen van de Albatrosraffinaderij op. De rest van de Hobokense Polder lijkt op dat moment , op enkele stortplaatsen na, nog relatief intact en in landbouwgebruik. De zone tussen de Oude spoorweg, de Metaalstraat, de Benzineweg en de Naftaweg ligt ofwel braak of wordt op dat moment reeds opgehoogd. Ten noorden van de Grote Leigracht lijkt de bodem in een brede strook ten westen van de Oude spoorweg verstoord (ophoging?). In 1967 zijn ten zuiden van de Metaalstraat de ophogingen volop aan de gang en ook ten noorden van deze straat zijn de eerste sporen van ophogingen zichtbaar.

Locatie B1 ligt net ten zuiden van de voormalige metaalfrabieksterreinen in een niet tot voor 1965 niet opgehoogd deel van de polder. In de nabijheid zijn poldergrachten aanwezig. Locatie B2 (en HOPP040) ligt iets meer naar het zuiden in een tot 1967 niet opgehoogd en nat deel van de polder. Boorlocaties B3 en B4 (en peilbuizen HOPP037 en HOPP038) liggen op of vlakbij een onverharde, langs beide zijden door een gracht begeleide weg door de polder. Pb1 ligt vlakbij de vroegere Metaalstraat, een verharde weg die de Hobokense polder destijds doorkruiste van ZW naar NO. Op deze locatie zijn er al vanaf 1948 indictaies zijn voor ophogingen.

2.2 Grondwateranalyse

Zowel in 2022 als in 2023 werden grondwaterstalen genomen en geanalyseerd.
In 2022 werden op 1 maart 6 peilbuizen bemonsterd en beperkte de analyse zich tot verontreinigende stoffen (zware metalen en organische stoffen, zie lager voor details). In 2023 werden vier maal (april, mei, juni en juli) stalen genomen in vier peilbuizen (zie figuur 2.1). HOPP007 ligt midden in het Centrale deel, tussen de plassen Broekskot en Reigershoek en ten noordwesten van het Barberven. HOPP037 bevindt zich in de westelijke potentiC+le infiltratiezone. HOPP038 ligt net ten zuiden van deze infiltratiezone en net ten noorden van het Broekskot, in een lager gelegen deel dat in de winter en de lente langdurig onder water staat. HOPP040 bevindt zich net ten zuidwesten van de oostelijke potentiC+le infiltratiezone.
Naast de fysische parameters pH en geleidbaarheid werd de concentratie van volgende componenten bepaald:

  • ionen: bicarbonaten, chloride, orthofosfaat, nitraat, nitriet, ammonium, sulfaat, calcium, kalium, magnesium en natrium,
  • (zware) metalen: arseen, cadmium, chroom, koper, lood, nikkel, zink en kwik,
  • organische stoffen: minerale olie: som c10-c40, minerale olie: fractie c10-c12, minerale olie: fractie c12-c20, minerale olie: fractie c20-c30, minerale olie: fractie c30-c40, benzeen, tolueen, ethylbenzeen, o-xyleen, m+p-xyleen, vinylchloride, dichloormethaan, chloroform (trichloormethaan), tetrachloormethaan (ccl4), 1,1-dichloorethaan, 1,2-dichloorethaan, 1,1,1-trichloorethaan, 1,1,2-trichloorethaan, 1,2-dichlooretheen (cis), 1,2-dichlooretheen (trans), som 1,2-dichlooretheen (cis+trans), trichlooretheen en tetrachlooretheen.

    Indien het analyseresultaat lager is dan de rapporteringsgrens werden de helft van de rapporteingsgrens als resultaat genomen bij de visualisaties en berekeningen.

De peilbuizen HOPP007 en HOPP010 zijn in feite piC+zometers met een korte filter onderaan de buis. De overige meetpunten zijn peilbuizen met een filter over de volledige lengte van de buis.

2.3 Oppervlaktewateranalyse

Het oppervlaktewater werd eveneeens bemonwterd in 2022 en 2023. De analyse was beperkt tot verontreinigende stoffen (zware metalen en organische verbindingen).
In 2022 werd het Broekskot en de Reigershoek eenmalig bemonsterd op 1 maart.
In 2023 werden vier maal (april, mei, juni en juli) stalen genomen op drie locaties waarvan twee van belang zijn voor het vernattingsproject (OW1 en OW2 op figuur 2.1). OW1 is het Broekskot en OW2 is de Grote Leigracht nabij de de geplande locatie van de pompinstallatie.
Op de oppervlaktewaterstalen werden dezelfde parameters bepaald als op de grondwaterstalen en bijkomend ook de totale stikstofconcentratie, de totale fosforcontentratie en de chemische zuurstofvraag.
Indien het analyseresultaat lager is dan de rapporteringsgrens werden de helft van de rapporteingsgrens als resultaat genomen bij de visualisaties en berekeningen.


3 Resultaten

3.1 Bodem

3.1.1 Boorbeschrijvingen

Bijlage 1 geeft de boorbeschrijvingen op de vier locaties. In elke boring kan het maaiveld van vC3C3r de ophoging worden herkend. In boringen B1 en B2 wordt op 3 m diepte een laag aangetroffen met wortels en humus. In boring B3 vormt de veenlaag die vanaf 2.6m -MV wordt aangetroffen wellicht de bovenkant van de holocene afzettingen en in B4 duidt het sterk humeus karakter vanaf 3.5 m -MV wellicht op de oorspronkelijke maaiveld. Op basis van deze gegevens en de hoogte op het digitaal hoogtemodel berekenen we een oorspronkelijke hoogteligging van de polder tussen 0.4 m (B4) en 1.2 m TAW (B3) (0.8 m TAW (B2), 0.9 m TAW (B1)). Volgens oude topografische kaarten (zie Bijlage 2) lag het gebied waar de broingen plaats vonden op een hoogte tussen 1 tot 2 m TAW.

Op locaties B1 en B2 lijken de opgehoogde lagen redelijk homogeen, met bovenaan een laag matig fijn, zwak siltig, donkergroen tot donker grijsgroen zand en daaronder een laag matig fijn, donker bruingroen tot donker grijsgroen zand al dan niet met schelpen. Op locaties B3 en B4 is de bodem heterogener met aanwezigheid van puin (baksteen, keien, glasb&) en een kleilaag (B3).

3.1.2 Zware metalen

Tabel 3.1 geeft een overzicht van de overschrijdingsfactoren (CIb) en de index-BIO volgens de DAEB-methode van OVAM voor zware metalen per monster. Hieruit blijkt dat er in twee monsters bduidelijke aanwijzingen zijn voor ernstige bodemvervuilingb. Op locatie B1 is het een staal van de bodemlaag tussen 3.0 en 3.6 m onder het maaiveld, bij locatie B3 gaat het over de bodemlaag tussen 0.3 en 1.0 m onder maaiveld. Daarnaast zijn er zes stalen die nader zouden moeten worden geC+valueerd. Bij de overige stalen zijn er geen aanwijzingen voor (ernstige) bodemverontreinigingen.

Table 3.1: Overschrijdingsfactoren en Index-BIO voor zware metalen volgens methodologie DAEB (zwart: geen DAEB, oranje: nader onderzoek, rood: DAEB).
Locatie Monster Diepte1 Diepte2 CIb BIO
B1 M1 0 30 2.37 100
B1 M2 150 200 2.22 100
B1 M3 200 300 1.42 0
B1 M4 300 360 6.98 150
B2 M5 0 30 1.45 0
B2 M6 200 300 1.04 0
B2 M7 300 350 0 0
B2 M8 400 450 0 0
B3 M9 0 30 0.85 0
B3 M10 30 100 7.55 150
B3 M11 260 300 2.21 100
B3 M12 400 500 2.68 100
B4 M13 0 30 0 0
B4 M14 100 150 2.4 100
B4 M15 200 250 2.62 100
B4 M16 350 410 0.91 0


We vergelijken in onderstaande paragrafen de in de bodemmonsters vastgestelde gehaltes aan zware metalen met de streefwaarde(S), richtwaarde (RW), de bodemssaneringsnorm (BSN) en de beleidsmatige waarde (BMW).

3.1.2.1 Locatie B1

De licht verhoogde overschrijdingsfator in de twee bovenste bodemlagen op locatie B1 zijn te wijten aan hoge chroomgehaltes. Chroom lijkt over de volledige diepte van de boring aanwezig te zijn in gehaltes die boven de bodemsaneringsnorm liggen, met een maximale overschrijding van 1.4x de norm. In de bovenste bodemlaag is er ook een lichte overschrijding van de BSN voor cadmium (1.59 t.o.V. 1.5 mg/kg). In de diepste bemonsterde bodemlaag (3.0 - 3.6 m-MV) worden ook de norm voor koper overschreden met een factor (2.9) en de norm voor nikkel met een factor (2.7). Voor de overige onderzochte zware metalen ligt het vastgestelde gehalte boven de streefwaarde maar onder de richtwaarde.

Table 3.2: Gehalte aan zware metalen in monster M1. Vastgestelde concentraties (Resultaat) in het zwart liggen onder de streefwaarde, in het groen tussen de streef- en richtwaarde, in blauw tussen de richtwaarde en de bodemsaneringsnorm en in het rood boven de bodemsaneringsnorm.
Monster Locatie Diepte Parameter S1 RW2 BSN3 BMW4 Eenheid Rap.limiet Resultaat
M1 B1 0-30 cm-MV Arseen [As] 27.8 47.6 78.8 1545 mg/kg ds = 21
M1 B1 0-30 cm-MV Cadmium [Cd] 0.7 0.9 1.5 90 mg/kg ds = 1.59
M1 B1 0-30 cm-MV Chroom [Cr] 95.2 91 130 NA mg/kg ds = 170
M1 B1 0-30 cm-MV Koper [Cu] 28 142 246 NA mg/kg ds = 15.5
M1 B1 0-30 cm-MV Kwik [Hg] 0.1 1.7 2.9 72 mg/kg ds < 0.3
M1 B1 0-30 cm-MV Lood [Pb] 35.5 120 200 8400 mg/kg ds = 54
M1 B1 0-30 cm-MV Nikkel [Ni] 38.6 48 93 1425 mg/kg ds = 13.6
M1 B1 0-30 cm-MV Zink [Zn] 112 573 954 NA mg/kg ds = 62
1 Streefwaarde
2 Richtwaarde
3 Bodemsaneringsnorm
4 Beleidsmatige waarde
Table 3.3: Gehalte aan zware metalen in monster M2. Vastgestelde concentraties (Resultaat) in het zwart liggen onder de streefwaarde, in het groen tussen de streef- en richtwaarde, in blauw tussen de richtwaarde en de bodemsaneringsnorm en in het rood boven de bodemsaneringsnorm.
Monster Locatie Diepte Parameter S RW BSN BMW Eenheid Rap.limiet Resultaat
M2 B1 150-200 cm-MV Arseen [As] 28.7 48.3 80.1 1545 mg/kg ds = 19
M2 B1 150-200 cm-MV Cadmium [Cd] 0.7 1.3 2.2 90 mg/kg ds < 0.5
M2 B1 150-200 cm-MV Chroom [Cr] 103 91 130 NA mg/kg ds = 182
M2 B1 150-200 cm-MV Koper [Cu] 25.5 151 262 NA mg/kg ds = 215
M2 B1 150-200 cm-MV Kwik [Hg] 0.1 1.7 2.9 72 mg/kg ds = 0.5
M2 B1 150-200 cm-MV Lood [Pb] 25.4 120 200 8400 mg/kg ds = 56
M2 B1 150-200 cm-MV Nikkel [Ni] 40.6 48 93 1425 mg/kg ds = 21.6
M2 B1 150-200 cm-MV Zink [Zn] 108 628 1000 NA mg/kg ds = 170
Table 3.4: Gehalte aan zware metalen in monster M3. Vastgestelde concentraties (Resultaat) in het zwart liggen onder de streefwaarde, in het groen tussen de streef- en richtwaarde, in blauw tussen de richtwaarde en de bodemsaneringsnorm en in het rood boven de bodemsaneringsnorm.
Monster Locatie Diepte Parameter S RW BSN BMW Eenheid Rap.limiet Resultaat
M3 B1 200-300 cm-MV Arseen [As] 29.8 49.2 81.5 1545 mg/kg ds = 15
M3 B1 200-300 cm-MV Cadmium [Cd] 0.7 1.5 2.4 90 mg/kg ds < 0.5
M3 B1 200-300 cm-MV Chroom [Cr] 105 91 130 NA mg/kg ds = 184
M3 B1 200-300 cm-MV Koper [Cu] 26.1 162 281 NA mg/kg ds = 45
M3 B1 200-300 cm-MV Kwik [Hg] 0.1 1.7 2.9 72 mg/kg ds < 0.3
M3 B1 200-300 cm-MV Lood [Pb] 25.6 120 200 8400 mg/kg ds < 20
M3 B1 200-300 cm-MV Nikkel [Ni] 43.1 48 93 1425 mg/kg ds = 19.1
M3 B1 200-300 cm-MV Zink [Zn] 110 698 1000 NA mg/kg ds = 113
Table 3.5: Gehalte aan zware metalen in monster M4. Vastgestelde concentraties (Resultaat) in het zwart liggen onder de streefwaarde, in het groen tussen de streef- en richtwaarde, in blauw tussen de richtwaarde en de bodemsaneringsnorm en in het rood boven de bodemsaneringsnorm.
Monster Locatie Diepte Parameter S RW BSN BMW Eenheid Rap.limiet Resultaat
M4 B1 300-360 cm-MV Arseen [As] 30.6 49.7 82.4 1545 mg/kg ds = 19
M4 B1 300-360 cm-MV Cadmium [Cd] 0.7 1.3 2.2 90 mg/kg ds = 0.94
M4 B1 300-360 cm-MV Chroom [Cr] 104 91 130 NA mg/kg ds = 178
M4 B1 300-360 cm-MV Koper [Cu] 27.6 168 294 NA mg/kg ds = 860
M4 B1 300-360 cm-MV Kwik [Hg] 0.1 1.7 2.9 72 mg/kg ds = 0.64
M4 B1 300-360 cm-MV Lood [Pb] 29.3 120 200 8400 mg/kg ds = 86
M4 B1 300-360 cm-MV Nikkel [Ni] 44.9 48 93 1425 mg/kg ds = 250
M4 B1 300-360 cm-MV Zink [Zn] 114 744 1000 NA mg/kg ds = 710


3.1.2.2 Locatie B2

Op locatie B2 worden in de twee bovenste bodemlagen chroomconcentraties aangetroffen die de BSN licht overschrijden. Verder zijn er geen overschrijdingen van de normen voor zware metalen. In de bovenste 30 cm is het cadmiumgehalte licht verhoogd met een waarde tussen de richtwaarde en de bodemsaneringsnorm (zie tabel 3.6).

Table 3.6: Gehalte aan zware metalen in monster M5. Vastgestelde concentraties (Resultaat) in het zwart liggen onder de streefwaarde, in het groen tussen de streef- en richtwaarde, in blauw tussen de richtwaarde en de bodemsaneringsnorm en in het rood boven de bodemsaneringsnorm.
Monster Locatie Diepte Parameter S RW BSN BMW Eenheid Rap.limiet Resultaat
M5 B2 0-30 cm-MV Arseen [As] 31.4 50.4 83.4 1545 mg/kg ds = 19
M5 B2 0-30 cm-MV Cadmium [Cd] 0.7 0.9 1.6 90 mg/kg ds = 1.16
M5 B2 0-30 cm-MV Chroom [Cr] 104 91 130 NA mg/kg ds = 189
M5 B2 0-30 cm-MV Koper [Cu] 29.6 170 297 NA mg/kg ds < 10
M5 B2 0-30 cm-MV Kwik [Hg] 0.1 1.7 2.9 72 mg/kg ds < 0.3
M5 B2 0-30 cm-MV Lood [Pb] 34.3 120 200 8400 mg/kg ds = 22
M5 B2 0-30 cm-MV Nikkel [Ni] 46.8 48 93 1425 mg/kg ds = 13.4
M5 B2 0-30 cm-MV Zink [Zn] 119 757 1000 NA mg/kg ds = 44
Table 3.7: Gehalte aan zware metalen in monster M6. Vastgestelde concentraties (Resultaat) in het zwart liggen onder de streefwaarde, in het groen tussen de streef- en richtwaarde, in blauw tussen de richtwaarde en de bodemsaneringsnorm en in het rood boven de bodemsaneringsnorm.
Monster Locatie Diepte Parameter S RW BSN BMW Eenheid Rap.limiet Resultaat
M6 B2 200-300 cm-MV Arseen [As] 27.6 47.4 78.5 1545 mg/kg ds = 13
M6 B2 200-300 cm-MV Cadmium [Cd] 0.7 2.6 4.4 90 mg/kg ds < 0.5
M6 B2 200-300 cm-MV Chroom [Cr] 100 91 130 NA mg/kg ds = 135
M6 B2 200-300 cm-MV Koper [Cu] 24.8 153 266 NA mg/kg ds < 10
M6 B2 200-300 cm-MV Kwik [Hg] 0.1 1.7 2.9 72 mg/kg ds < 0.3
M6 B2 200-300 cm-MV Lood [Pb] 25.1 120 200 8400 mg/kg ds < 20
M6 B2 200-300 cm-MV Nikkel [Ni] 38.1 48 93 1425 mg/kg ds = 14.2
M6 B2 200-300 cm-MV Zink [Zn] 105 644 1000 NA mg/kg ds = 37
Table 3.8: Gehalte aan zware metalen in monster M7. Vastgestelde concentraties (Resultaat) in het zwart liggen onder de streefwaarde, in het groen tussen de streef- en richtwaarde, in blauw tussen de richtwaarde en de bodemsaneringsnorm en in het rood boven de bodemsaneringsnorm.
Monster Locatie Diepte Parameter S RW BSN BMW Eenheid Rap.limiet Resultaat
M7 B2 300-350 cm-MV Arseen [As] 25.3 45.4 75.2 1545 mg/kg ds = 19
M7 B2 300-350 cm-MV Cadmium [Cd] 0.7 2.6 4.4 90 mg/kg ds = 1.01
M7 B2 300-350 cm-MV Chroom [Cr] 77.3 91 130 NA mg/kg ds = 74
M7 B2 300-350 cm-MV Koper [Cu] 34.1 202 357 NA mg/kg ds = 10.8
M7 B2 300-350 cm-MV Kwik [Hg] 0.1 1.7 2.9 72 mg/kg ds < 0.3
M7 B2 300-350 cm-MV Lood [Pb] 73.8 120 200 8400 mg/kg ds < 20
M7 B2 300-350 cm-MV Nikkel [Ni] 33.1 48 93 1425 mg/kg ds = 12.4
M7 B2 300-350 cm-MV Zink [Zn] 120 991 1000 NA mg/kg ds = 52
Table 3.9: Gehalte aan zware metalen in monster M8. Vastgestelde concentraties (Resultaat) in het zwart liggen onder de streefwaarde, in het groen tussen de streef- en richtwaarde, in blauw tussen de richtwaarde en de bodemsaneringsnorm en in het rood boven de bodemsaneringsnorm.
Monster Locatie Diepte Parameter S RW BSN BMW Eenheid Rap.limiet Resultaat
M8 B2 400-450 cm-MV Arseen [As] 18.6 38.5 63.7 1545 mg/kg ds < 10
M8 B2 400-450 cm-MV Cadmium [Cd] 0.7 2.6 4.4 90 mg/kg ds < 0.5
M8 B2 400-450 cm-MV Chroom [Cr] 67.6 91 130 NA mg/kg ds = 40
M8 B2 400-450 cm-MV Koper [Cu] 23.6 108 185 NA mg/kg ds < 10
M8 B2 400-450 cm-MV Kwik [Hg] 0.1 1.7 2.9 72 mg/kg ds < 0.3
M8 B2 400-450 cm-MV Lood [Pb] 40.1 120 200 8400 mg/kg ds < 20
M8 B2 400-450 cm-MV Nikkel [Ni] 20.4 48 93 1425 mg/kg ds < 10
M8 B2 400-450 cm-MV Zink [Zn] 90.6 376 626 NA mg/kg ds = 22.6


3.1.2.3 Locatie B3

De duidelijke aanwijzingen voor ernstige bodemverontreiniging op locatie B3 zijn te wijten aan de te hoge lood- en cadmiumgehaltes in de bodemlaag tussen 0.3 en 1 m onder maaiveld, die de BSN respectievelijk overschrijden met een factor (3.9) en (2). Arseen-, koper- en zinkgehaltes liggen in deze laag boven de richtwaarde. In de bodemlaag tussen 2.6 en 3 m onder maaiveld overschrijden arseen en cadmium de BSN (factoren resp. 1 en 1.2) en ligt het loodgehalte boven de richtwaarde.

Table 3.10: Gehalte aan zware metalen in monster M9. Vastgestelde concentraties (Resultaat) in het zwart liggen onder de streefwaarde, in het groen tussen de streef- en richtwaarde, in blauw tussen de richtwaarde en de bodemsaneringsnorm en in het rood boven de bodemsaneringsnorm.
Monster Locatie Diepte Parameter S RW BSN BMW Eenheid Rap.limiet Resultaat
M9 B3 0-30 cm-MV Arseen [As] 26.8 46.8 77.5 1545 mg/kg ds = 24
M9 B3 0-30 cm-MV Cadmium [Cd] 0.7 2.5 4.2 90 mg/kg ds = 2.47
M9 B3 0-30 cm-MV Chroom [Cr] 86.3 91 130 NA mg/kg ds = 111
M9 B3 0-30 cm-MV Koper [Cu] 31.6 177 310 NA mg/kg ds = 31
M9 B3 0-30 cm-MV Kwik [Hg] 0.1 1.7 2.9 72 mg/kg ds < 0.3
M9 B3 0-30 cm-MV Lood [Pb] 53.5 120 200 8400 mg/kg ds = 154
M9 B3 0-30 cm-MV Nikkel [Ni] 36.5 48 93 1425 mg/kg ds = 14
M9 B3 0-30 cm-MV Zink [Zn] 117 806 1000 NA mg/kg ds = 111
Table 3.11: Gehalte aan zware metalen in monster M10. Vastgestelde concentraties (Resultaat) in het zwart liggen onder de streefwaarde, in het groen tussen de streef- en richtwaarde, in blauw tussen de richtwaarde en de bodemsaneringsnorm en in het rood boven de bodemsaneringsnorm.
Monster Locatie Diepte Parameter S RW BSN BMW Eenheid Rap.limiet Resultaat
M10 B3 30-100 cm-MV Arseen [As] 17.2 36.7 60.8 1545 mg/kg ds = 51
M10 B3 30-100 cm-MV Cadmium [Cd] 0.7 2.6 4.4 90 mg/kg ds = 8.8
M10 B3 30-100 cm-MV Chroom [Cr] 56.2 91 130 NA mg/kg ds = 43
M10 B3 30-100 cm-MV Koper [Cu] 26 140 242 NA mg/kg ds = 197
M10 B3 30-100 cm-MV Kwik [Hg] 0.1 1.7 2.9 72 mg/kg ds = 0.97
M10 B3 30-100 cm-MV Lood [Pb] 59.9 120 200 8400 mg/kg ds = 780
M10 B3 30-100 cm-MV Nikkel [Ni] 18 48 93 1425 mg/kg ds = 21.5
M10 B3 30-100 cm-MV Zink [Zn] 93.3 560 932 NA mg/kg ds = 620
Table 3.12: Gehalte aan zware metalen in monster M11. Vastgestelde concentraties (Resultaat) in het zwart liggen onder de streefwaarde, in het groen tussen de streef- en richtwaarde, in blauw tussen de richtwaarde en de bodemsaneringsnorm en in het rood boven de bodemsaneringsnorm.
Monster Locatie Diepte Parameter S RW BSN BMW Eenheid Rap.limiet Resultaat
M11 B3 260-300 cm-MV Arseen [As] 19.7 39.7 65.8 1545 mg/kg ds = 66
M11 B3 260-300 cm-MV Cadmium [Cd] 0.7 2.6 4.4 90 mg/kg ds = 5.3
M11 B3 260-300 cm-MV Chroom [Cr] 66.6 91 130 NA mg/kg ds = 45
M11 B3 260-300 cm-MV Koper [Cu] 26.8 136 234 NA mg/kg ds = 35
M11 B3 260-300 cm-MV Kwik [Hg] 0.1 1.7 2.9 72 mg/kg ds = 0.32
M11 B3 260-300 cm-MV Lood [Pb] 53.2 120 200 8400 mg/kg ds = 158
M11 B3 260-300 cm-MV Nikkel [Ni] 22.3 48 93 1425 mg/kg ds = 17.1
M11 B3 260-300 cm-MV Zink [Zn] 99 533 887 NA mg/kg ds = 113
Table 3.13: Gehalte aan zware metalen in monster M12. Vastgestelde concentraties (Resultaat) in het zwart liggen onder de streefwaarde, in het groen tussen de streef- en richtwaarde, in blauw tussen de richtwaarde en de bodemsaneringsnorm en in het rood boven de bodemsaneringsnorm.
Monster Locatie Diepte Parameter S RW BSN BMW Eenheid Rap.limiet Resultaat
M12 B3 400-500 cm-MV Arseen [As] 21 41.2 68.2 1545 mg/kg ds = 118
M12 B3 400-500 cm-MV Cadmium [Cd] 0.7 2.6 4.4 90 mg/kg ds < 0.5
M12 B3 400-500 cm-MV Chroom [Cr] 74.5 91 130 NA mg/kg ds = 53
M12 B3 400-500 cm-MV Koper [Cu] 25.6 124 213 NA mg/kg ds = 34
M12 B3 400-500 cm-MV Kwik [Hg] 0.1 1.7 2.9 72 mg/kg ds = 0.48
M12 B3 400-500 cm-MV Lood [Pb] 42 120 200 8400 mg/kg ds = 190
M12 B3 400-500 cm-MV Nikkel [Ni] 24.6 48 93 1425 mg/kg ds = 14.3
M12 B3 400-500 cm-MV Zink [Zn] 98.5 463 771 NA mg/kg ds = 124


3.1.2.4 Locatie B4

Overschrijding van de BSN voor lood wordt vastgesteld op een diepte van 1 - 1.5 m onder maaiveld (factor 2.4) en overschrijding van de norm voor arseen op een diepte van 2 - 2.5 m (factor 2.6).

Table 3.14: Gehalte aan zware metalen in monster M13. Vastgestelde concentraties (Resultaat) in het zwart liggen onder de streefwaarde, in het groen tussen de streef- en richtwaarde, in blauw tussen de richtwaarde en de bodemsaneringsnorm en in het rood boven de bodemsaneringsnorm.
Monster Locatie Diepte Parameter S RW BSN BMW Eenheid Rap.limiet Resultaat2 Resultaat3
M13 B4 0-30 cm-MV Arseen [As] 12.3 29 48.1 1545 mg/kg ds = 14.00 14
M13 B4 0-30 cm-MV Cadmium [Cd] 0.7 2.6 4.4 90 mg/kg ds = 1.88 1.88
M13 B4 0-30 cm-MV Chroom [Cr] 46.5 91 130 NA mg/kg ds = 21.60 21.6
M13 B4 0-30 cm-MV Koper [Cu] 16.9 63.6 105 NA mg/kg ds = 49.00 49
M13 B4 0-30 cm-MV Kwik [Hg] 0.1 1.7 2.9 72 mg/kg ds < 0.30 0.3
M13 B4 0-30 cm-MV Lood [Pb] 28.6 120 200 8400 mg/kg ds = 102.00 102
M13 B4 0-30 cm-MV Nikkel [Ni] 10.5 48 93 1425 mg/kg ds = 10.10 10.1
M13 B4 0-30 cm-MV Zink [Zn] 60 165 275 NA mg/kg ds = 124.00 124
Table 3.15: Gehalte aan zware metalen in monster M14. Vastgestelde concentraties (Resultaat) in het zwart liggen onder de streefwaarde, in het groen tussen de streef- en richtwaarde, in blauw tussen de richtwaarde en de bodemsaneringsnorm en in het rood boven de bodemsaneringsnorm.
Monster Locatie Diepte Parameter S RW BSN BMW Eenheid Rap.limiet Resultaat
M14 B4 100-150 cm-MV Arseen [As] 15.5 34.3 56.8 1545 mg/kg ds = 37
M14 B4 100-150 cm-MV Cadmium [Cd] 0.7 2.6 4.4 90 mg/kg ds = 2.3
M14 B4 100-150 cm-MV Chroom [Cr] 47.2 91 130 NA mg/kg ds = 36
M14 B4 100-150 cm-MV Koper [Cu] 25.7 157 274 NA mg/kg ds = 104
M14 B4 100-150 cm-MV Kwik [Hg] 0.1 1.7 2.9 72 mg/kg ds = 0.72
M14 B4 100-150 cm-MV Lood [Pb] 68.8 120 200 8400 mg/kg ds = 480
M14 B4 100-150 cm-MV Nikkel [Ni] 15.2 48 93 1425 mg/kg ds = 18
M14 B4 100-150 cm-MV Zink [Zn] 89.6 670 1000 NA mg/kg ds = 390
Table 3.16: Gehalte aan zware metalen in monster M15. Vastgestelde concentraties (Resultaat) in het zwart liggen onder de streefwaarde, in het groen tussen de streef- en richtwaarde, in blauw tussen de richtwaarde en de bodemsaneringsnorm en in het rood boven de bodemsaneringsnorm.
Monster Locatie Diepte Parameter S RW BSN BMW Eenheid Rap.limiet Resultaat
M15 B4 200-250 cm-MV Arseen [As] 18.1 37.8 62.6 1545 mg/kg ds = 164
M15 B4 200-250 cm-MV Cadmium [Cd] 0.7 2.6 4.4 90 mg/kg ds < 0.5
M15 B4 200-250 cm-MV Chroom [Cr] 68.7 91 130 NA mg/kg ds = 32
M15 B4 200-250 cm-MV Koper [Cu] 21.8 95.5 162 NA mg/kg ds = 16.6
M15 B4 200-250 cm-MV Kwik [Hg] 0.1 1.7 2.9 72 mg/kg ds < 0.3
M15 B4 200-250 cm-MV Lood [Pb] 33.2 120 200 8400 mg/kg ds = 74
M15 B4 200-250 cm-MV Nikkel [Ni] 19.4 48 93 1425 mg/kg ds = 10.6
M15 B4 200-250 cm-MV Zink [Zn] 85.5 309 515 NA mg/kg ds = 51
Table 3.17: Gehalte aan zware metalen in monster M16. Vastgestelde concentraties (Resultaat) in het zwart liggen onder de streefwaarde, in het groen tussen de streef- en richtwaarde, in blauw tussen de richtwaarde en de bodemsaneringsnorm en in het rood boven de bodemsaneringsnorm.
Monster Locatie Diepte Parameter S RW BSN BMW Eenheid Rap.limiet Resultaat
M16 B4 350-410 cm-MV Arseen [As] 19.7 39.7 65.8 1545 mg/kg ds = 60
M16 B4 350-410 cm-MV Cadmium [Cd] 0.7 2.6 4.4 90 mg/kg ds = 2.68
M16 B4 350-410 cm-MV Chroom [Cr] 69 91 130 NA mg/kg ds = 38
M16 B4 350-410 cm-MV Koper [Cu] 25.4 122 210 NA mg/kg ds = 28
M16 B4 350-410 cm-MV Kwik [Hg] 0.1 1.7 2.9 72 mg/kg ds < 0.3
M16 B4 350-410 cm-MV Lood [Pb] 45.6 120 200 8400 mg/kg ds = 115
M16 B4 350-410 cm-MV Nikkel [Ni] 22.2 48 93 1425 mg/kg ds = 13.6
M16 B4 350-410 cm-MV Zink [Zn] 96.1 454 756 NA mg/kg ds = 85



3.1.2.5 Uitloogtesten

Bij locatie B1 is er een hoge uitloging van nikkel en zink in staal M2 (1.5 - 2 m -MV) en van nikkel in staal M3 (2 - 3 m -MV). Dit is verwonderlijk want nikkel komt niet in verhoogde concentraties voor (lager dan streefwaarde) en zink slechts in licht verhoogde concentraties (zie tabellen 3.3 en 3.3). Arseen loogt sterk uit op locaties B3 en B4 op dieptes van respectievelijk 4 - 5 m -MV en 2 - 2.5 m -MV. In deze stalen ligt het arseengehalte boven de BSN (zie tabellen 3.13 en 3.16).

Table 3.18: Bodemmonsters waarin de uitloogwaarde voor zware metalen groter is dan de uitloogwaarde in Bijlage VII.
Monster Locatie Diepte Parameter BijlageVII Resultaat
M2 B1 150-200 cm-MV Nikkel (Ni) uitloogbaar LS10 0.2 0.92
M2 B1 150-200 cm-MV Zink (Zn) uitloogbaar LS10 1 1.44
M3 B1 200-300 cm-MV Nikkel (Ni) uitloogbaar LS10 0.2 0.32
M12 B3 400-500 cm-MV Arseen (As) uitloogbaar LS10 0.3 0.34
M15 B4 200-250 cm-MV Arseen (As) uitloogbaar LS10 0.3 0.90



3.1.3 Minerale oliC+n

Slechts in C)C)n bodemstaal ligt het gehalte aan minerale oliC+n (C10-C40) hoger dan 80% van de bodemsaneringsnorm, namelijk in staal M4. Dit staal is genomen op locatie B1 op een diepte van 3 - 3.6 m onder maaiveld. De BSN wordt er overschreden met een factor 2.23 (absolute waarde = 1440 mg/kg ds). C20-C30-ketens vormen de belangrijkste fractie (920 mg/kg DS).

Table 3.19: Overschrijdingsfactoren en Index-BIO voor minerale olie volgens methodologie DAEB (zwart: geen DAEB, oranje: nader onderzoek, rood: DAEB).
Locatie Monster Diepte1 Diepte2 CIb BIO
B1 M1 0 30 0 0
B1 M2 150 200 0 0
B1 M3 200 300 0 0
B1 M4 300 360 2.23 100
B2 M5 0 30 0 0
B2 M6 200 300 0 0
B2 M7 300 350 0 0
B2 M8 400 450 0 0
B3 M9 0 30 0 0
B3 M10 30 100 0 0
B3 M11 260 300 0 0
B3 M12 400 500 0 0
B4 M13 0 30 0 0
B4 M14 100 150 0 0
B4 M15 200 250 0 0
B4 M16 350 410 0 0



3.1.4 PAKs

Bij locatie B3 is er een duidelijk aanwijzing voor ernstige bodemverontreiniging met polyaromatische koolwaterstoffen in staal M9, m.a.w. in de bovenste bodemlaag (0 - 30 cm onder maaiveld) (zie tabel 3.20).
Op locaties B1 en B2 komt geen enkele van de onderzochte PAKS boven de richtwaarde, een beperkt aantal overschrijdt wel de streefwaarde. Bij B3 en B4 overschrijden de meeste PAKs de streefwaarde en zeker bij B3 ook de richtwaarde (8 van de 16 PAKS in staal M9). PAKs worden hier vooral in de bovenste bodemlaag aangetraffen (zie tabel 3.21). Overschrijdingen van de BSN treden op voor benzo(a)pyreen in stalen M9, M10 en M13 en voor benzo(b)fluorantheen, benzo(k)fluorantheen en indeno-(1,2,3-c,b)pyreen in staal M9 (zie tabellen 3.22, 3.23 en 3.24.

Table 3.20: Overschrijdingsfactoren en Index-BIO voor PAKs volgens methodologie DAEB (zwart: geen DAEB, oranje: nader onderzoek, rood: DAEB).
Locatie Monster Diepte1 Diepte2 CIb BIO
B1 M1 0 30 0 0
B1 M2 150 200 0 0
B1 M3 200 300 0 0
B1 M4 300 360 0 0
B2 M5 0 30 0 0
B2 M6 200 300 0 0
B2 M7 300 350 0 0
B2 M8 400 450 0 0
B3 M9 0 30 9.62 150
B3 M10 30 100 1.12 0
B3 M11 260 300 0 0
B3 M12 400 500 0 0
B4 M13 0 30 1.02 0
B4 M14 100 150 0 0
B4 M15 200 250 0 0
B4 M16 350 410 0 0
Table 3.21: Aantal PAK-parameters dat streefwaarde (S), richtwaarde (RW) of bodemsaneringsnorm (BSN) overschrijdt.
Locatie Monster Diepte >S >RW >BSN
B1 M1 0-30 cm-MV 5 0 0
B1 M2 150-200 cm-MV 3 0 0
B1 M3 200-300 cm-MV 3 0 0
B1 M4 300-360 cm-MV 9 0 0
B2 M5 0-30 cm-MV 3 0 0
B2 M6 200-300 cm-MV 3 0 0
B2 M7 300-350 cm-MV 3 0 0
B2 M8 400-450 cm-MV 3 0 0
B3 M9 0-30 cm-MV 14 8 4
B3 M10 30-100 cm-MV 13 2 1
B3 M11 260-300 cm-MV 10 0 0
B3 M12 400-500 cm-MV 6 0 0
B4 M13 0-30 cm-MV 11 2 1
B4 M14 100-150 cm-MV 10 0 0
B4 M15 200-250 cm-MV 3 0 0
B4 M16 350-410 cm-MV 8 0 0
Table 3.22: Gehalte aan PAKs in monster M9. Vastgestelde concentraties (Resultaat) in het zwart liggen onder de streefwaarde, in het groen tussen de streef- en richtwaarde, in blauw tussen de richtwaarde en de bodemsaneringsnorm en in het rood boven de bodemsaneringsnorm.
Monster Locatie Diepte Parameter S RW BSN BMW Eenheid Rap.limiet Resultaat
M9 B3 0-30 cm-MV Acenafteen 0.2 3.1 9 NA mg/kg ds = 0.38
M9 B3 0-30 cm-MV Acenaftyleen 0.2 0.6 1.3 200 mg/kg ds = 0.072
M9 B3 0-30 cm-MV Anthraceen 0.1 2.4 3 NA mg/kg ds = 1.9
M9 B3 0-30 cm-MV Benzo(a)anthraceen 0.06 3.9 5.4 157.5 mg/kg ds = 3.3
M9 B3 0-30 cm-MV Benzo(a)pyreen 0.1 0.3 0.5 54 mg/kg ds = 2.6
M9 B3 0-30 cm-MV Benzo(b)fluorantheen 0.2 1.1 2.1 105 mg/kg ds = 2.5
M9 B3 0-30 cm-MV Benzo(g,h,i)peryleen 0.1 0.3 160 NA mg/kg ds = 1.17
M9 B3 0-30 cm-MV Benzo(k)fluorantheen 0.2 0.6 1 172.5 mg/kg ds = 1.23
M9 B3 0-30 cm-MV Chryseen 0.15 2.5 10 2700 mg/kg ds = 3.5
M9 B3 0-30 cm-MV Dibenzo(a,h)anthraceen 0.1 0.3 0.5 43.5 mg/kg ds = 0.43
M9 B3 0-30 cm-MV Fenanthreen 0.08 15 118 NA mg/kg ds = 6.7
M9 B3 0-30 cm-MV Fluorantheen 0.2 2 28.3 NA mg/kg ds = 9
M9 B3 0-30 cm-MV Fluoreen 0.1 9.5 98.9 NA mg/kg ds = 0.79
M9 B3 0-30 cm-MV Indeno-(1,2,3-c,d)pyreen 0.1 0.7 1 NA mg/kg ds = 1.14
M9 B3 0-30 cm-MV Naftaleen 0.1 0.3 2.2 NA mg/kg ds < 0.1
M9 B3 0-30 cm-MV Pyreen 0.1 21 216 NA mg/kg ds = 6.3
Table 3.23: Gehalte aan PAKs in monster M10. Vastgestelde concentraties (Resultaat) in het zwart liggen onder de streefwaarde, in het groen tussen de streef- en richtwaarde, in blauw tussen de richtwaarde en de bodemsaneringsnorm en in het rood boven de bodemsaneringsnorm.
Monster Locatie Diepte Parameter S RW BSN BMW Eenheid Rap.limiet Resultaat
M10 B3 30-100 cm-MV Acenafteen 0.2 3.1 9 NA mg/kg ds = 0.08
M10 B3 30-100 cm-MV Acenaftyleen 0.2 0.6 1.7 200 mg/kg ds < 0.05
M10 B3 30-100 cm-MV Anthraceen 0.1 2.4 3 NA mg/kg ds = 0.17
M10 B3 30-100 cm-MV Benzo(a)anthraceen 0.06 3.9 5.7 157.5 mg/kg ds = 0.5
M10 B3 30-100 cm-MV Benzo(a)pyreen 0.1 0.3 0.5 54 mg/kg ds = 0.56
M10 B3 30-100 cm-MV Benzo(b)fluorantheen 0.2 1.1 2.2 105 mg/kg ds = 0.55
M10 B3 30-100 cm-MV Benzo(g,h,i)peryleen 0.1 0.3 160 NA mg/kg ds = 0.37
M10 B3 30-100 cm-MV Benzo(k)fluorantheen 0.2 0.6 1 172.5 mg/kg ds = 0.27
M10 B3 30-100 cm-MV Chryseen 0.15 2.5 10 2700 mg/kg ds = 0.55
M10 B3 30-100 cm-MV Dibenzo(a,h)anthraceen 0.1 0.3 0.5 43.5 mg/kg ds = 0.13
M10 B3 30-100 cm-MV Fenanthreen 0.08 15 175 NA mg/kg ds = 0.49
M10 B3 30-100 cm-MV Fluorantheen 0.2 2 36.6 NA mg/kg ds = 0.91
M10 B3 30-100 cm-MV Fluoreen 0.1 9.5 153 NA mg/kg ds = 0.054
M10 B3 30-100 cm-MV Indeno-(1,2,3-c,d)pyreen 0.1 0.7 1 NA mg/kg ds = 0.34
M10 B3 30-100 cm-MV Naftaleen 0.1 0.3 2.9 NA mg/kg ds = 0.126
M10 B3 30-100 cm-MV Pyreen 0.1 21 307 NA mg/kg ds = 0.68
Table 3.24: Gehalte aan PAKs in monster M13. Vastgestelde concentraties (Resultaat) in het zwart liggen onder de streefwaarde, in het groen tussen de streef- en richtwaarde, in blauw tussen de richtwaarde en de bodemsaneringsnorm en in het rood boven de bodemsaneringsnorm.
Monster Locatie Diepte Parameter S RW BSN BMW Eenheid Rap.limiet Resultaat
M13 B4 0-30 cm-MV Acenafteen 0.2 3.1 9 NA mg/kg ds < 0.05
M13 B4 0-30 cm-MV Acenaftyleen 0.2 0.6 1 200 mg/kg ds < 0.05
M13 B4 0-30 cm-MV Anthraceen 0.1 2.4 3 NA mg/kg ds = 0.13
M13 B4 0-30 cm-MV Benzo(a)anthraceen 0.06 3.9 5 157.5 mg/kg ds = 0.49
M13 B4 0-30 cm-MV Benzo(a)pyreen 0.1 0.3 0.5 54 mg/kg ds = 0.51
M13 B4 0-30 cm-MV Benzo(b)fluorantheen 0.2 1.1 2 105 mg/kg ds = 0.48
M13 B4 0-30 cm-MV Benzo(g,h,i)peryleen 0.1 0.3 160 NA mg/kg ds = 0.33
M13 B4 0-30 cm-MV Benzo(k)fluorantheen 0.2 0.6 1 172.5 mg/kg ds = 0.24
M13 B4 0-30 cm-MV Chryseen 0.15 2.5 10 2700 mg/kg ds = 0.55
M13 B4 0-30 cm-MV Dibenzo(a,h)anthraceen 0.1 0.3 0.5 43.5 mg/kg ds = 0.1
M13 B4 0-30 cm-MV Fenanthreen 0.08 15 58.7 NA mg/kg ds = 0.45
M13 B4 0-30 cm-MV Fluorantheen 0.2 2 19.8 NA mg/kg ds = 0.96
M13 B4 0-30 cm-MV Fluoreen 0.1 9.5 43.8 NA mg/kg ds < 0.05
M13 B4 0-30 cm-MV Indeno-(1,2,3-c,d)pyreen 0.1 0.7 1 NA mg/kg ds = 0.29
M13 B4 0-30 cm-MV Naftaleen 0.1 0.3 1.5 NA mg/kg ds < 0.1
M13 B4 0-30 cm-MV Pyreen 0.1 21 123 NA mg/kg ds = 0.75



3.2 Water

3.2.1 Kwaliteitscontrole

De wateranalyses van 2023 kunnen gecontroleerd worden op elektroneutraliteit (het principe wordt verklaard in de paragraaf Macroionen). Indien de ladingssom van de anionen meer dan 10% afwijkt van die van de kationen, wordt het staal niet meegenomen in de verdere analyse. Uit tabel 3.25 blijkt dat de stalen van peilbuis HOPP037 in mei, peilbuis HOPP038 in april en het oppervlaktewaterstaal in het Broekskot (OW1) van juni meer dan 10% afwijken van de elektroneutraliteit.

Table 3.25: Afwijking van de elektroneutraliteit (in %).
Meetpunt StaalnameDatum DiffKanAn Ionsum Afwijking_EN
HOPP007 2023-04-05 0.2559633 30.003111 0.9
HOPP007 2023-05-10 0.4409765 30.448905 1.4
HOPP007 2023-06-07 -0.0829131 29.374858 -0.3
HOPP007 2023-07-04 0.1874986 30.500678 0.6
HOPP037 2023-04-05 -0.6213883 50.378909 -1.2
HOPP037 2023-05-09 1.9251848 20.868003 9.2
HOPP037 2023-06-07 -0.1211356 27.785599 -0.4
HOPP037 2023-07-05 0.3049922 31.831205 1.0
HOPP038 2023-04-05 -6.0552112 70.088834 -8.6
HOPP038 2023-05-10 0.1335162 71.498361 0.2
HOPP038 2023-06-07 -1.7450859 70.446801 -2.5
HOPP038 2023-07-05 0.7076643 69.241688 1.0
HOPP040 2023-04-05 0.2540800 16.928611 1.5
HOPP040 2023-05-09 0.0726115 15.422907 0.5
HOPP040 2023-06-07 -0.2102961 14.437167 -1.5
HOPP040 2023-07-07 -0.2658221 17.088523 -1.6
OW1 2023-04-06 0.6479816 18.182202 3.6
OW1 2023-05-15 0.2969095 8.370963 3.5
OW1 2023-06-08 0.4929029 6.911505 7.1
OW1 2023-07-10 0.0903865 6.634900 1.4
OW2 2023-04-06 0.3252181 20.618362 1.6
OW2 2023-05-15 0.3963170 15.829386 2.5
OW2 2023-06-08 0.7223939 20.704902 3.5
OW2 2023-07-06 0.0129141 18.360692 0.1
OW3 2023-04-06 0.6407454 36.232771 1.8
OW3 2023-05-15 0.9646645 36.329144 2.7
OW3 2023-06-08 1.0002123 42.363141 2.4
OW3 2023-07-10 0.0230470 39.674530 0.1


3.2.2 Elektrische geleidbaarheid

De elektrische geleidbaarheid van water is een maat voor de totale hoeveelheid opgeloste stoffen (zouten). Als zouten oplossen in water vormen ze positieve en negatieve ionen (resp. kationen en anionen genoemd). Hoe meer geladen ionen er aanwezig zijn in het water hoe sneller elektronen zich doorheen het water kunnen verplaatsen, m.a.w. hoe sneller elektriciteit (elektronen) doorheen het water kan stromen of hoe hoger de elektrische geleidbaarheid.
Het oppervlaktewater van het Broekskot (OW1) bevat het minste zouten van alle onderzochte watertypes (geleidbaarheid tussen 300 en 400 B5S/cm in periode mei -juli, 800 B5S/cm in april). De geleidbaarheid is hoger in de Grote Leigracht (OW2). Ze schommelt er tussen 750 en 1000 B5S/cm (zie figuur 3.1).
De geleidbaarheid is in het grondwater hoger dan in het oppervlaktewater. Infiltrerende water neemt op zijn weg doorheen de bodem namelijk heel wat mineralen (zouten) op. Bij peilbuis HOPP040 heeft het grondwater de laagste concentratie opgeloste stoffen, de geleidbaarheid ligt er rond 800 B5S/cm, gelijkaardig aan het water in de Grote Leigracht. Bij peilbuizen HOPP007 en HOPP037 is de geleidbaarheid hoger (tussen 1000 en 1500 B5S/cm). Bij peilbuis HOPP038 ligt de geleidbaarheid het hoogst met waarden tussen 3100 en 3200 B5S/cm (zie figuur 3.1). Met andere woorden, dit water kan al als matig brak (tussen zoet en zout) bestempeld worden webref). De meest zoutgevoelige plantensoorten vertonen bij dergelijke zoutgehaltes al groeibeperkingen. Uit de metingen van 2022 (zie [Bijlage 5]) blijken ook in de buurt van HOPP038, bv. in de naburige peilbuis HOPP039 ca. 100 m naar het zuidwesten, hoge zoutgehaltes voorkomen in het grondwater.

3.2.3 Zuurgraad van het water

Het grondwater is nagenoeg neutraal. De pH ligt tussen 6.5 en 7.5. Het oppervlaktewater is iets basischer met pH-waarden tussen 7.5 en 8.5. Deze hogere pH is ondermeer te verklaren door het optreden van fotosynthese in het oppervlaktewater. Bij fotosynthese nemen planten CO2 op waardoor de CO2-concentratie in het water daalt. Oplossing van CO2 in water leidt tot de vorming van koolzuur (H2CO3) dat splitst in bicarbonaat en een proton (CO2 + H2O b> H2CO3 b> H+ + HCO3-), waardoor het water zuurder wordt. Als je dus, zoals planten overdag, CO2 uit het water haalt, wordt het water minder zuur en stijgt de pH. Het omgekeerde gebeurt bs nachts. De planten gebruiken de overdag geproduceerde energie in hun respiratie en produceren CO2. De CO2-concentratie in het water stijgt waardoor het zuurder wordt (pH daalt). Hierdoor kan de zuurtegraad van een plantenrijke plas in de zomer sterk schommelen met bs morgens lage waarden en bs avonds hoge waarden.

Evolutie van de elektrische geleidbaarheid (EC_25) en zuurgraad (pH) in het grond- en oppervlaktewater van de Hobokense Polder van april tot juli 2023

Figure 3.1: Evolutie van de elektrische geleidbaarheid (EC_25) en zuurgraad (pH) in het grond- en oppervlaktewater van de Hobokense Polder van april tot juli 2023


3.2.4 Macroionen

Een beperkte set ionen maakt in onze streken het overgrote deel uit van de in het grondwater opgeloste zouten. De concentraties van deze zogenaamde macro-ionen zijn weergegeven in figuren 3.2 en 3.3. Zouten aanwezig in de bodem lossen op in het doorheen de bodem stromende grondwater. Welke zouten en hoeveel zouten in het grondwater aanwezig zijn hangt ondermeer af van de bodemsamenstelling, de kwaliteit van het infiltrerende water en de leeftijd van het grondwater (de duur dat het doorheen de bodem heeft gestroomd). Ouder grondwater is doorgaans mineraalrijker dan jong grondwater. Grondwater in kalkrijke streken is rijker aan calcium, magnesium en bicarbonaat. Grondwater dat beC/nvloed wordt door zeewater is rijker aan natrium en chloride.
De concentratie aan macro-ionen kan je uitdrukken in massa per volume (mg/l) of in de hoeveelheid (positieve of negatieve) ladingen per volume (miliequivalent per liter, meq/l). In een waterige oplossing is de som van alle negatieve ladingen per volume-eenheid (anionconcentratie in meq) steeds gelijk aan de som van alle positieve ladingen per volume-eenheid (kationconcentratie in meq), men spreekt van de elektroneutraliteit. Dit kenmerk wordt gebruikt bij de kwaliteitscontrole van een wateranalyse. Als de som van kationen te sterk afwijkt (> 10%) van de som van anionen is er iets niet in orde (een belangrijk ion is niet onderzocht, C)C)n of meerdere concentraties zijn foutief bepaaldb&).

De belangrijkste kationen in de onderzochte grondwaterstalen zijn calcium (Ca2+, 2 - 20 meq/l) en natrium (Na+, 1 - 10 meq/l). Magnesium komt in lagere ionconcentraties voor (0.5 - 4 meq/l) en kalium in veel lagere (< 1 meq/l). Het belangrijkste anion in het grondwater is bicarbonaat (HCO3-, 5 - 28 meq/l), gevolgd door chloride (Cl-, tot 9 meq/l) en sulfaat (SO42-, tot 3 meq/l).
Het grondwater in peilbuis HOPP038 heeft (veel) hogere natrium-, calcium-, magnesium-, chloride- en bicarbonaatgehaltes dan het grondwater in de overige peilbuizen. In dit peilpunt wordt de basiskwaliteitsnorm (of achtergrondwaarde, zie Bijlage 4: Grondwaterkwaliteitsnormen) voor grondwater overschreden voor volgende parameters: elektrische geleidbaarheid (BKN EC_25 = 1760 B5S/cm), chloride (BKN = 250 mg/l) en natrium (BKN = 150 mg/l). Het grondwater hier en in de onmiddelijke nabijheid (HOPP039) is geen zoet water, het kan bestempeld worden als matig brak. In HOPP037 liggen de natrium- en chloridegehaltes hoger dan in HOPP007 en HOPP040, maar nog wel onder de BKN. In peilbuis HOPP007 ligt het kaliumgehalte hoger dan in de overige meetpunten. De achtergrondwaarde voor kalium in het grondwaterlichaam (15 mg/l) wordt overschreden in HOPP007 en HOPP040.
In HOPP007 is calcium het dominante kation en bicarbonaat het dominante anion. In HOPP037 domineren calcium en natrium de kationen, en bicarbonaat de anionen. In HOPP038 domineren calcium en natrium bij de kationen en bicarbonaat en chloride bij de anionen. HOPP040 vertoont de laagste ionconcentraties met dominantie van calcium bij de kationen en bicarbonaat en sulfaat bij de anionen.

De ionconcentratie van alle macroionen op kalium na zijn hoger in de Grote Leigracht (OW2) dan in het Broekskot (OW1). De ionconcentraties in het oppervlaktewater zijn voor alle ionen in dezelfde grootteorde als of lager dan in het grondwater.
In vergelijking met de grondwatersamenstelling bij HOPP037 (infiltratiezone) bevat het water van de Grote Leigracht minder zouten, de natrium-, calcium- en bicarbonaatconcetraties liggen duidelijk lager in de Grote Leigracht. In vergelijking met de grondwatersamenstelling bij HOPP040 (alternatieve infiltratiezone) is het water van de Grote Leigracht even zout of iets zouter. De natrium-, magnesium- en chloridegehaltes liggen hoger in de Grote Leigracht, het kalium- en sulfaatgehalte lager.
De ionconcentraties in het Broekskot zijn gelijkaardig aan deze in het grondwater bij HOPP040 (maar er zijn wel duidelijke verschillen in calcium-, bicarbonaat- en sulfaatconcentraties). De samenstelling van het Broekskotwater verschilt echter sterk van de grondwatersamenstelling in de nabijgelegen peilbuizen (HOPP007 en HOPP038). Het vertoont veel lagere zoutgehaltes, enkel de kalium- en sulfaatgehaltes zijn in dezelfde grootteorde als in het grondwater.

Evolutie van de contentratie aan macro-ionen in het grond- en oppervlaktewater van de Hobokense Polder van april tot juli 2023 in mg/l.

Figure 3.2: Evolutie van de contentratie aan macro-ionen in het grond- en oppervlaktewater van de Hobokense Polder van april tot juli 2023 in mg/l.

Evolutie van de contentratie aan macro-ionen in het grond- en oppervlaktewater van de Hobokense Polder van april tot juli 2023 in meq/l.

Figure 3.3: Evolutie van de contentratie aan macro-ionen in het grond- en oppervlaktewater van de Hobokense Polder van april tot juli 2023 in meq/l.


3.2.5 NutriC+nten

Stikstof (N) en fosfor (P) zijn de belangrijkste voedingsstoffen voor waterplanten en algen. Als er in het water teveel voedingsstoffen aanwezig zijn, treedt algenbloei op. Dit is een explosieve groei van kleine, veelal eencellige algen. Hierdoor wordt het water troebel en krijgen wortelende waterplanten onvoldoende licht, waardoor ze slecht groeien of afsterven. Indien blauwwieren tot bloei komen, kunnen toxines (giftige stoffen) problemen veroorzaken bij planten en dieren. EutrofiC+ring, een teveel aan voedingsstoffen kan ook leiden tot een overmatige groei van eendenkroossoorten. Ook op deze wijze verdwijnen wortelende waterplanten als gevolg van een lichttekort.
Stikstof kan in het water in opgeloste (anorganische) vorm voorkomen of als organisch gebonden stikstof, al dan niet in levende organismen. In zuurstofhoudend water komt anorganisch stikstof voor onder vorm van nitraat (NO3-) en in mindere mate nitriet (NO2-). In zuurstofarm en zeker in zuurstofloos water is dit onder vorm van ammonium (NH4+). De totaal stikstofconcentratie geeft de som van anorganisch en organisch stikstof. Fosfor kan voorkomen onder vorm van opgelost ortho-fosfaat (PO43-), gebonden aan zwevende stof of als organisch gebonden fosfor al dan niet in levende organismen. Totaal fosfor geeft de som van al deze vormen van fosfor.
In grondwter komen bijna uitsluiten de anorganische vormen van stikstof en fosfor voor, daarom wordt totaal N en totaal P enkel gemeten op oppervlaktewater.
Het chemisch zuurstofverbruik of de chemische zuurstofvraag (CZV) is een maat voor de hoeveelheid organische stof in het water. Bij de bepaling van het chemisch zuurstofverbruik wordt gemeten hoeveel zuurstof er verbruikt wordt bij de oxidatie van de aanwezige organische stoffen. Vereenvoudigd is de reactie als volgt: CxHyOz + O2 b> aH2O + bCO2. Organische stof in water kan afkomstig zijn van levende of dode organismen of van afvalwater. Ongezuiverd huishoudelijk afvalwater bevat zeer hoge gehalten aan organische stof (faecaliC+n). Een te hoge organische belasting kan in oppervlaktewaters leiden tot een zuurstoftekort of zelfs zuurstofloosheid, wat nefast is voor de meeste waterdieren. CZV wordt enkel gemeten op oppervlaktewater omdat in grondwater nagenoeg geen organisch materiaal voorkomt.

Evolutie van de stikstof- en fosforconcentraties en de chemische zuurstofvraag in het grond- en oppervlakte water in de Hobokense Polder van april tot juli 2023.

Figure 3.4: Evolutie van de stikstof- en fosforconcentraties en de chemische zuurstofvraag in het grond- en oppervlakte water in de Hobokense Polder van april tot juli 2023.


De concentraties aan anorganisch stikstof liggen in het oppervlaktewater dermate laag dat ze niet kunnen worden gemeten. In het grondwater liggen de nitraat- en nitrietconcentratie onder de detectielimiet (rapportagegrens). De ammoniumgehaltes in het grondwater zijn daarentegen zeer hoog. De achtergrondwaarde voor grondwater (0.93 mg N/l) wordt 5 tot 10x overschreden en in HOPP007 zelfs 25 tot 30x. In het oppervlaktewater worden realtief lage totaal stikstofconcentraties gemeten die flirten met de BKN (1.3 mg N/l). In april en mei lag de totaal stikstofconcentratie iets hoger in de Grote Leigracht, in juli was de totaal stikstofconcentratie hoger op het Broekskot.
De totaal fosforconcentratie was in april hoog op het Broekskot (0.8 mg/l) maar daalde de daaropvolgende maanden naar waardes tussen 0.2 tot 0.3 mg/l. In de Grote Leigracht lag totaal fosfor in april, mei en juni rond 0.2 mg/l. In juli steeg de concentratie naar 0.3 mg/l. Dit zijn concentraties die de norm voor stilstaande wateren (0.04 - 0.07 mg P/l) met een factor 5 tot 7 overschrijden. Voor het Broekskot, een geC/soleerde, vegetatierijke en heldere plas, is dit alleszins een opmerkelijk resultaat.
Anorganisch fosfor (ortho-fosfaat) overschreed in peilbuis HOPP037 met 1.3 mg P/l in mei de achtergrondwaarde (0.69 mg P/l), maar daalde sterk in juni (ca. 0.4 mg P/L) en juli (0.3 mg/l). In HOPP007 en HOPP038 stelden we bij geen enkele staalname ortho-fosfaat vast (concentratie < 0.016 mg P/l) en in HOPP040 enkel in juni. In het Broekskot (OW1) worden hoge gehaltes orthofosfaat gevonden tussen 0.28 en 0.81 mg P/l). In de Grote Leigracht liggen de concentraties lager (tussen 0.12 en 0.17 mg P/l), iets boven de BKN voor zoete polderwaterlopen (0.1 mg P/l), maar in juli werd ook op de Grote Leigracht een concentratie gemeten van 0.32 mg P/l.
Het chemische zuurstofgebruik is iets hoger in het Broekskot dan in de Grote Leigracht en overschrijdt in beide wateren ruimschoots de BKN (30 mg O2/l) De evolutie in de tijd loopt zeer gelijkaardig. De chemische zuurstofvraag is in beide wateren wellicht het gevolg van de aanwezige levende en dode organismen.

3.2.6 Zware metalen

Aanwezigheid van verhoogde concentraties aan zware metalen wijzen doorgaans op industriC+le vervuiling. Soms kunnen hogere waarden ook streekspecifiek zijn en veroorzaakt worden door een specifieke bodemsamenstelling.

De kwik- en chroomconcentraties lagen in alle oppervlaktewaterstalen lager dan de rapportagegrens. In de Grote Leigracht geldt dit ook voor cadmium.
In het Broekskot overschrijden de gemiddelde lood-, cadmium- en arseenconcentraties bij de metingen in 2023 de milieukwaliteitsnorm. De gemiddelde aseenconcentratie ligt er 4.4 keer hoger dan de norm, de gemiddelde loodconcentratie 2.15 keer en de gemiddelde cadmiumconcentratie ligt net boven de norm (0.26 t.o.v. 0.25 B5g/l). In maart 2022 werden op het Broekskot geen normoverschrijdingen vastgesteld (zie HOPS001 in 5.2 Zware metalen in de waterstalen van 2022.) Ook in de Grote Leigracht overschrijdt de gemiddelde arseencncentratie de norm (1.7x). Lood vormt daar geen probleem. De gemiddelde zinkconcentratie vertoont een zeer kleine overschrijding van de norm (20.6 B5g/l tegenover een norm van 20 B5g/l) (zie tabel 3.26). Er werden licht verhoogde waarden gemeten in april en mei, maar in juni en juli lag de zinkconcentratie onder de rapporteringsgrens van 20 B5g/l.

Table 3.26: Concetratie van zware metalen in het oppervlaktewater (in B5g/l) met de basiskwaliteitsnorm voor de gemiddelde en de maximale concentratie.
Meetpunt Parameter apr mei jun jul Gemiddelde Norm voor gemiddelde Norm voor maximum Apr May Jun Jul
OW1 Arseen (As) 22.80 9.00 8.60 12.80 14.87 3.00 NA
OW1 Cadmium (Cd) 0.46 0.10 0.10 0.22 0.26 0.25 1.5
OW1 Chroom (Cr) 1.50 1.50 1.50 1.50 1.5 5.00 NA
OW1 Koper (Cu) 7.40 5.00 2.12 3.33 5.24 7.00 NA
OW1 Lood (Pb) 2.04 2.16 0.50 5.60 3.27 1.20 14
OW1 Nikkel (Ni) 1.60 4.90 1.60 1.60 2.7 4.00 34
OW1 Zink (Zn) 10.00 27.00 10.00 10.00 15.67 20.00 NA
OW1 Kwik (Hg) 0.05 0.05 0.06 0.05 0.05 0.07 NA
OW2 Arseen (As) 3.20 3.80 4.30 9.00 5.08 3.00 NA
OW2 Cadmium (Cd) 0.10 0.10 0.10 0.10 0.1 0.25 1.5
OW2 Chroom (Cr) 1.50 1.50 1.50 1.50 1.5 5.00 NA
OW2 Koper (Cu) 7.30 2.24 2.74 4.10 4.1 7.00 NA
OW2 Lood (Pb) 1.11 1.01 0.50 0.50 0.78 1.20 14
OW2 Nikkel (Ni) 3.50 4.60 1.60 1.60 2.82 4.00 34
OW2 Zink (Zn) 39.00 23.30 10.00 10.00 20.58 20.00 NA
OW2 Kwik (Hg) 0.05 0.05 0.05 0.05 0.05 0.07 NA


Overschrijding van de algemene norm voor arseen treedt op in het grondwater bij HOPP037, HOPP038 en HOPP040. In maart 2022 werden overschrijdingen voor arseen gevonden in HOPP037, HOPP038 en HOPP039. In HOPP037 liggen de arseenconcentraties het hoogst, de norm wordt hier overschreden met een factor 3 tot 7. In HOPP038 wordt de richtwaarde ongeveer met een factor 2 overschreden. In HOPP040 zijn de overschrijdingen kleiner, een factor 1.2 tot 1.4. In maart 2022 werd in HOPP039 een zeer hoge arseenconcentratie gemetn van 276 B5g/l (14x de norm).
In het grondwater van HOPP007 worden verhoogde loodconcentraties vastgesteld. De gemiddelde concentratie in 2023 en de concentraties in april, juni en juli 2023 liggen boven de norm, terwijl die in maart 2022 en mei 2023 eronder liggen. In het grondwater bij HOPP037 worden hogere loodconcentraties gemeten die de norm overschrijden in maart 2022 en juli 2023. Bij dit meetpunten liggen de zinkoncentratie ook hoger dan elders, de nrom wordt er overschreden in maart 2022.
Verder worden er in het grondwater geen overschrijdingen van de norm/richtwaarde vastgesteld.

Table 3.27: Concetratie van zware metalen in het grondwater (in B5g/l) met de basiskwaliteitsnorm voor de gemiddelde en de maximale concentratie.
Meetpunt Parameter Gemiddelde apr mei jun jul Algemene norm Apr May Jun Jul
HOPP007 Arseen (As) 2.88 3.44 1.63 3.55 2.89 20
HOPP007 Cadmium (Cd) 0.47 0.76 0.19 0.57 0.36 5
HOPP007 Chroom (Cr) 2.47 3.40 1.76 2.70 2.01 50
HOPP007 Koper (Cu) 15.35 29.00 3.20 16.40 12.80 100
HOPP007 Kwik (Hg) 0.04 0.05 0.05 0.01 0.05 1
HOPP007 Lood (Pb) 30.08 43.00 10.30 45.00 22.00 20
HOPP007 Nikkel (Ni) 2.76 4.20 1.41 3.36 2.07 40
HOPP007 Zink (Zn) 70.15 100.00 26.60 99.00 55.00 500
HOPP037 Arseen (As) 129.25 227.00 63.00 89.00 138.00 20
HOPP037 Cadmium (Cd) 0.6 1.03 0.47 0.51 0.38 5
HOPP037 Chroom (Cr) 6.2 5.80 11.90 3.10 4.00 50
HOPP037 Koper (Cu) 6.23 2.73 9.70 7.50 5.00 100
HOPP037 Kwik (Hg) 0.05 0.05 0.05 0.04 0.05 1
HOPP037 Lood (Pb) 17.6 18.30 16.90 12.40 22.80 20
HOPP037 Nikkel (Ni) 5.79 7.30 7.60 5.10 3.15 40
HOPP037 Zink (Zn) 181.75 17.00 191.00 169.00 350.00 500
HOPP038 Arseen (As) 90.85 246.00 31.40 45.00 41.00 20
HOPP038 Cadmium (Cd) 0.2 0.62 0.11 0.03 0.03 5
HOPP038 Chroom (Cr) 2.81 4.10 2.60 2.27 2.28 50
HOPP038 Koper (Cu) 1.11 3.10 0.66 0.50 0.20 100
HOPP038 Kwik (Hg) 0.04 0.05 0.05 0.01 0.05 1
HOPP038 Lood (Pb) 3.78 11.70 2.90 0.25 0.25 20
HOPP038 Nikkel (Ni) 2.55 4.20 1.90 2.02 2.08 40
HOPP038 Zink (Zn) 7.73 18.60 7.30 2.50 2.50 500
HOPP040 Arseen (As) 26.95 29.40 24.00 26.40 28.00 20
HOPP040 Cadmium (Cd) 0.03 0.03 0.03 0.03 0.03 5
HOPP040 Chroom (Cr) 3.15 1.41 0.50 1.19 9.50 50
HOPP040 Koper (Cu) 0.83 0.71 0.20 0.94 1.46 100
HOPP040 Kwik (Hg) 0.04 0.05 0.05 0.03 0.05 1
HOPP040 Lood (Pb) 1.77 2.15 0.89 1.47 2.58 20
HOPP040 Nikkel (Ni) 1.46 1.91 0.50 1.16 2.25 40
HOPP040 Zink (Zn) 5.93 9.40 2.50 2.50 9.30 500


3.2.7 Organische poluenten

Organische verontreinigingen komen nauwelijks in meetbare concentraties voor in de waterstalen. In de Grote Leigracht werd in april en mei resp. 2.6 en 2.1 B5g/l 1,2-dichlooretheen (cis) gemeten, ruimschoots onder de basiskwaliteitsnorm voor oppervlaktewater (deze bedraagt 10 B5g/l voor de gemiddelde concentratie en 100 B5g/l voor de absolute waarde).
In HOPP007 worden in mei benzeen (0.18 B5g/l) en o-xyleen (0.118 B5g/l) en in juli enkel o-xyleen (0.116 B5g/l) gemeten. Ook in maart 2022 worden in deze peilbuis meetbare concentraties benzeen en o-xyleen vastgesteld, resp. 0.44 en 0.16 B5g/l. Dit zijn concentraties die ruim onder de bodemsaneringsnorm liggen (10 B5g/l voor benzeen en 500 B5g/l voor xyleen). In HOPP037 en HOPP040 werd minerale olie aangetroffen, maar uitsluitend in de metingen in juli 2023, resp. 0.24 en 2.7 mg/l. Voor HOPP040 ligt deze waarde boven de bodemsaneringsnorm (0.5 mg/l). In HOPP037 was de C20-C30 fractie de belangrijkste, in HOPP040 de C30-C40-fractie. Het betreft dus zware oliC+n. In maart 2022 werd in HOPP037 een zeer gelijkaardige concentratie minerale olie vastgesteld (0.25 mg/l).

Table 3.28: Organische poluenten boven de rapportage grens in grond- en oppervlaktewaterstalen (B5g/l)
Meetpunt Parameter Eenheid apr mei jul
HOPP037 Tetrachlooretheen B5g/l 0.111 NA NA
HOPP037 Drijf/zinklaag NA NA NA NA
HOPP038 Tetrachlooretheen B5g/l 0.270 NA NA
HOPP038 Drijf/zinklaag NA NA NA NA
HOPP007 Benzeen B5g/l 0.230 0.180 NA
HOPP007 o-Xyleen B5g/l 0.114 0.118 0.116
HOPP007 Tetrachlooretheen B5g/l 0.230 NA NA
HOPP007 Drijf/zinklaag NA NA NA NA
HOPP040 Drijf/zinklaag NA NA NA NA
OW2 1,2-dichlooretheen (cis) B5g/l 2.600 2.100 NA
OW2 Som 1,2-dichlooretheen (cis+trans) B5g/l 2.600 2.100 NA
HOPP037 Minerale olie: som C10-C40 mg/l NA NA 0.240
HOPP037 Minerale olie: fractie C20-C30 mg/l NA NA 0.108
HOPP040 Minerale olie: som C10-C40 mg/l NA NA 2.700
HOPP040 Minerale olie: fractie C20-C30 mg/l NA NA 0.320
HOPP040 Minerale olie: fractie C30-C40 mg/l NA NA 2.300





4 Bespreking

4.1 Waterkwaliteit Grote Leigracht

4.1.1 Toetsing aan de wettelijke normen

Als we de waterkwaliteit van de Grote Leigracht vergelijken met de basiskwaliteitsnormen voor een zoete polderwaterloop dan voldoet die voor elektrisch geleidingsvermogen, chloride, sulfaat, totaal stikstof, nitraat en orthofosfaat, maar niet voor totaal fosfor en chemisch zuurstofverbruik.
Het gemiddeld totaal fosforgehalte was 0.19 mg/l terwijl de norm een waarde van 0.14 mg/l als zomerhalfjaargemiddelde voorschrijft. Toch is dit naar Vlaamse normen nog een redelijk goed resultaat, want slechts 7% van de Vlaamse oppervlaktewateren voldeed in 2021 aan de norm voor totaal fosfor (VMM) en de vastgestelde concentraties liggen doorgaans veel hoger dan de norm. De norm chemisch zuurstofverbruik stelt dat de 90-percentielwaarde lager moet zijn dan 30 mg O2/l (m.a.w. slechts 1 meting op 10 mag hoger zijn dan 30 mg O2/l). Alle metingen van CZV die in 2023 zijn uitgevoerd op de Grote Leigrachtliggen hoger dan 30 mg O2/l. Dit is best eigenaardig, want de gracht ontvangt bijna geen afvalwater. De grote hoeveelheid organische stoffen in het water hebben dus wellicht deels een interne oorsprong en zijn mogelijk afkomstig van de uitbundige flora en fauna in het water.
Qua vervuilende stoffen liggen de arseengehaltes en de gemiddelde zinkconcentratie in de Grote Leigracht boven de basiskwaliteitsnorm. De gemiddelde zinkconcentratie overschrijdt de norm nipt (20.6 t.o.v. 20.0 B5g/l). De zinkconcentratie was verhoogd in april en mei. Maar in juni en juli kon geen zink worden gemeten, de concentraties lagen onder de rapportagegrens. De gemiddelde arseenconcentratie ligt eveneens boven de norm (5.1 B5g/l t.o.v. 3.0 B5g/l). Elders in de Hobokense Polder worden veel hogere arseenconcentraties gevonden. Zie volgende paragraaf voor een verklaring. Andere vervuilende stoffen worden niet gemeten of blijven ruimschoots onder de basiskwaliteitsnorm.

Reeds C)C)n jaar na de sanering, staat de Grote Leigracht vol waterplanten. De waterkolom werd in 2023 nagenoeg volledig ingenomen door haaksterrenkroos (Callitriche brutia), gewoon sterrenkroos (C. platycarpa), tenger fonteinkruid (Potamogetong pussilus), gekroesd fonteinkruid (P. crispus) en veenwoortel (Polygonum amphibium). Drijvende en semidrijvende soorten als kleine kroos (Lemna minor), puntkroos (L. trisulca) en grote kroosvaren (Azolla filiculoides) komen eveneens voor zonder al te sterk te domineren. Riet (Phragmites australis), grote en kleine lisdodde (Typha latifolia en T. angustifolia) en grote egelskop (Sparganium erectyum) vormen reeds een mooie oevervegetatie en tal van libellensoorten hebben zich gevestigd. De vegetatie is er C)C)n van voedselrijke wateren, maar duidt, net als de libellen, wel op een goede waterkwaliteit.

4.1.2 Vergelijking met Broekskot en grondwater

Het totale zoutghalte in het water van de Grote Leigracht is gelijkaardig aan het totale zoutgehalte van het grondwater in HOPP040, nabij de alternatieve infilratiezone. De verhoudingen tussen de macroionen zijn wel verschillend. Op andere plekken is het grondwater rijker aan mineralen met vooral hogere natrium-, calcium- en bicarbonaatgehalten. Door water uit de Grote Leigracht te laten infiltreren naar het grondwater zal de grondwatersamenstelling lokaal wijzigen. Maar doordat de zoutconcentraties in het Leigrachtwater lager zijn dan in het merendeel van de onderzochte grondwaterstalen, zal de impact relatief beperkt zijn. De samenstelling van het water verandert tijdens de weg doorheen de bodem. Bepaalde zouten binden aan bodemdeeltjes andere lossen op. Het Leigrachtwater heeft een hoger bicarbonaatgehalte (HCO3^-) dan regenwater (310 mg/l t.o.v. 80 mg/l, ref), m.a.w. het bevat meer opgelost CO2 of nog anders, de partiC+le CO2 druk (pCO2) is hoger. Als dit water infiltreert kan meer kalk oplossen dan bij infiltratie van regenwater waardoor het grondwater hoger calcium- en bicarbonaatconcentraties zal bevatten. Het is nl. de hoeveelheid opgelost CO2 (of de partiC+le CO2-druk) die bepalend is voor de maximaal hoeveelheid kalk die in grondwater kan oplossen (Schot, P.P., van der Vliet, R.E., & Wassen, M.J. (2001). Calcium: indicator voor de herkomst van grondwater? Landschap, 18, 21-36.).
De (tijdelijk?) verhoogde zinkconcentratie op de Grote Leigracht kunnen niet direct verklaard worden en vereisen de nodige aandacht. In de opgehoogde bodems van de Hobokense Polder komen lokaal ook verhoogde zinkgehaltes voor, boven de richtwaarde maar onder de bodemsaneringsnorm.
De (te) hoge arseenconcentraties in de Grote Leigracht zijn daarentegen minder problematisch want in het Broekskot en de meeste grondwaterstalen ligt de arseenconcentratie nog hoger (resp. 14.9 B5g/l en 2.9 tot 151.3 B5g/l). Arseen kan vrijkomen bij de verwering van glauconiet en de oxidatie van pyriet VMM (2013).. De aangevoerde bodems in de Hobokense Polder, voor een belangrijk deel bestaande uit de Zanden van Berchem en/of Voort, zijn sterk glauconiethoudend CoC6rdinatiecommissie Integraal Waterbeleid en de Boomse klei die bij de sanering van Grote Leigracht werd gebruikt als afdekkingslaag is zowel rijk aan pyriet als glauconiet Vandenberghe et al., 2014.

Het water in de Grote Leigracht bevat aanzienlijk meer zouten dan het water in het Broekskot. Natrium-, magnesium-, chloride- en sulfaatgehalten zijn duidelijk hoger, terwijl kaliumgehalte lager ligt. Rechtstreekse lozen van Leigrachtwater in het Broekskot zou de oppervlaktewtaersamenstelling grondig wijzigen. De totale fosforgehaltes zijn in het Broekskot nog hoger (gemiddeld 0.39 mg/l) dan in de Grote Leigracht. Dit is eigenlijk best eigenaardig want het water in deze geC/soleerde plas (er stroomt geen oppervlaktewater van elders in) is doorgaans helder en er groeit een uitbundige watervegetatie. Fosfor kan in tegenstelling tot stikstof niet via de lucht aangevoerd worden. Een mogelijke verklaring is dat bij de verwering van de jonge opgehoogde bodems fosfaat vrijkomt dat zich via het grondwater in de plassen concentreert. De zeer lage anorganische en lage totaal stikstofconcentraties is het Broekskot beperken mogelijk de algengroei waardoor algenbloei nagenoeg niet voorkomt. In sommige jaren wordt er wel een zeer sterke groei van grote kroosvaren (Azola filiculoides) vastgesteld. Deze drijvende plantensoort kan, met de hulp van een stikstoffixerende cyanobacterie, stikstof opnemen uit de lucht en daardoor profiteren van de hoge fosforgehaltes in het water.

4.2 Bodemkwaliteit in de infiltratiezone

In twee bodem stalen zijn er duidelijke aanwijzingen voor ernstige bodemverontreiniging: - Staal M4 werd genomen op een diepte van 3 - 3.6 m onder maaiveld op locatie B1, de alternatieve infitratiezone, - Staal M10 werd genomen op een diepte van 0.3 - 1 m onder maaiveld op locatie B3, de originele infitratiezone.

Pb3: Grondwater met zeer hoog zoutgehalte. oorzaak?

Water Grote Leigracht is basischer dan grondwater. De mineraalrijkdom van het water in de Grote Leigracht is hoger dan dat van het water in het Broekskot, maar gelijkaardig aan de mineraalrijkdom van het grondwater.

Lage zoutgehalte in Broekskot is gevolg van mengeling van neerslag water en grondwater.

Typisch voor grondwater en Broekskot is het hoge kaliumgehalte.

Te verwachten valt dat infiltratie van water uit de Grote Leigracht de pH van het grondwater zal doen stijgen. Gezien het Leigrachtwater ook CO2 (onder vorm van bicarbonaat) bevat zal infiltratie van dit water wellicht leiden tot hogere calcium- en bicarbonaatgehaltes in het grondwater, want bij een hoger partiC+le CO2-druk (concentratie) lost water meer kalk (CaCO3) op (referentie). Hogere pH => zware metalen minder mobiel.

Zware metalen in het grondwater.

VMM (2013). Zware metalen in het grondwater in Vlaanderen. Vlaamse Milieumaatschappij. Aalst.

In 2010 zijn de milieukwaliteitsnormen voor grondwater vastgelegd in Vlarem II. Concentraties die deze normen overschrijden, zijn niet altijd te wijten aan vervuiling. Soms kunnen van nature hogere gehaltes voorkomen die boven de algemene grondwaterkwaliteitsnorm liggen. Daarom werd het begrip achtergrondniveau ingevoerd. Achtergrondniveaus geven de verwachte concentratie aan voor een bepaalde stof in een bepaald grondwaterlichaam. Ligt het achtergrondniveau boven de algemene milieukwaliteitsnormen, dan dient het achtergrondniveau als basis voor de beoordeling van de grondwaterkwaliteit. Zo zijn er twee grondwaterlichaam specifieke afwijkingen van de algemen norm:

  • Arseen in de kust- en polderafzettingen: in de grondwaterlichamen binnen KPS_0160 bedraagt het achtergrondniveau 60 N
  • Nikkel in delen van het Maassysteem en het Centraal Kempisch systeem: er is een achtergrondniveau van 60 N

Het arseen, koper en kobalt in het grondwater heeft minstens gedeeltelijk een natuurlijke oorsprong (bv. sulfidemineralen, metaaloxiden).

Kader Natuurlijke bronnen van arseen

Vrijzetting van zware metalen uit ijzerhoudende mineralen door redoxreacties Ijzeroxides en b(oxy)hydroxides komen vrij algemeen voor in de ondergrond in Vlaanderen. Een van de bronnen is het mineraal glauconiet. Het donkergroene glauconiet wordt door verweringsreacties omgezet tot het donkerbruine limoniet (FeO(OH)B7nH2O), ook wel moerasijzererts genoemd, dat bijvoorbeeld veelvuldig terug te vinden is in het Kempisch Aquifersysteem20. Wordt het milieu gereduceerd, dan kunnen ijzeroxides en bhydroxides omgezet worden. Daarbij komt niet alleen ijzer vrij, maar ook het arseen dat in sommige gevallen deel uitmaakt van het ijzer(hydr)oxide of eraan geadsorbeerd is.
Pyriet of ijzersulfide (FeS2) is een mineraal dat terug te vinden is in sommige mariene afzettingen. Het voorkomen van zware metalen is op twee manieren verbonden met het voorkomen van pyriet. Enerzijds kan pyriet inclusies bevatten van andere metaalsulfiden (CuS, ZnS, PbS). Anderzijds kunnen zware metalen in het kristalrooster van pyriet de plaats van ijzer (Co2+, Ni2+) of zwavel (arseen) innemen. In aanwezigheid van zuurstof of nitraat (bv. na daling van grondwaterstand of door vermesting) kan pyriet geoxideerd worden. Hierbij wordt sulfide omgezet tot sulfaat en komen de metalen vrij. Als het milieu oxiderend blijft, dan zal het vrijgekomen arseen snel geadsorbeerd worden aan ijzeroxides21. Dan vinden we geen arseen meer terug in het grondwater.

Hardheid regenwater: 11.8 B0F ~ 118 mg CaCO3/l ~ 80 mg HCO3^-/l => infiltratie zal leiden tot oplossing van kalk en verdere toename van de Ca2+en HCO3^- gehaltes in het grondwater.

Verhoogde arseengehaltes in grondwater en oppervlaktewater. Normoverschrijdingen voor lood en zink bij HOPP037 en lood op het Broekskot.

Bodemsaneringsnormen

Bijlagen

Bijlage 1


Bijlage 2

Boorlocaties en beonsterde peilbuizen op de DC)pC4t de la guerre (1902)


Boorlocaties en beonsterde peilbuizen op de NGI-kaart (1960)


Boorlocaties en beonsterde peilbuizen op een luchtfoto uit 1948


Boorlocaties en beonsterde peilbuizen op een luchtfoto uit 1957


2.1 Boorlocaties en beonsterde peilbuizen op een luchtfoto uit 1967


Bijlage 3: Gebruikte afkortingen en termen

  • Beleidsmatige waarde: De beleidsmatige waarden doen in het beschrijvend bodemonderzoek dienst als een alarmsignaal om tot bodemsanering over te gaan. Deze waarden werden afgeleid bij consensus en houden rekening met analyseresultaten die in de praktijk worden gemeten. De selectie van de parameters is gebaseerd op humane toxiciteit, de betrouwbaarheid waarbij de parameter gemeten kan worden en het voorkomen en de relevantie in de praktijk (OVAM).
  • Bodemsaneringsnorm:
  • BSN: Bodemsaneringsnorm
  • Richtwaarde
  • Streefwaarde

Bijlage 4: Grondwaterkwaliteitsnormen

Voor een aantal parameters die van nature in bepaalde grondwaterlichamen in hoge concentraties kunnen voorkomen zijn naast de basiskwaliteitsnormen (BKN) ook achtergrondwaarden gedefinieerd. De grondwaterkwaliteit wordt getoetst aan de hoogste waarde van beide.

Parameter Basiskwaliteit Achtergrondwaarde CKS_0200_GWL1
pH 5-8.5 4.9-7.4
EC20 (B5s/CM) 1600 940
Cl- (mg/l) 250 88
SO42- (mg/l) 250 210
Ca2+ (mg/l) 270 140
Mg2+ (mg/l) 50 17
Na+ (mg/l) 150 47
K+ (mg/l) 12 15
NO3bN (mg/l) 11.3 ?
NO2bN (mg/l) 0.03
NH4+-N (mg/l) 0.39 0.93
PO43bP (mg/l) 0.44 0.69
Fe (mg/l) 20 50

Bijlage 5: Waterkwaliteit 2022 - 2023

5.1 Fysische parameters in het grond- en oppervlaktewater 2022 en 2023.


5.2 Zware metalen in de waterstalen van 2022.


Table 4.1: Concetratie van zware metalen in de waterstalen van maart 2022 (in B5g/l) met de basiskwaliteitsnorm.
Meetpunt Parameter mrt Algemene norm Mar
HOPP007 Arseen (As) 1.69 20
HOPP007 Cadmium (Cd) 0.12 5
HOPP007 Chroom (Cr) 1.49 50
HOPP007 Koper (Cu) 1.57 100
HOPP007 Kwik (Hg) 0.10 1
HOPP007 Lood (Pb) 11.90 20
HOPP007 Nikkel (Ni) 1.33 40
HOPP007 Zink (Zn) 29.00 500
HOPP010 Arseen (As) 3.56 20
HOPP010 Cadmium (Cd) 0.14 5
HOPP010 Chroom (Cr) 1.00 50
HOPP010 Koper (Cu) 2.52 100
HOPP010 Kwik (Hg) 0.10 1
HOPP010 Lood (Pb) 7.00 20
HOPP010 Nikkel (Ni) 1.59 40
HOPP010 Zink (Zn) 13.80 500
HOPP011 Arseen (As) 4.10 20
HOPP011 Cadmium (Cd) 1.96 5
HOPP011 Chroom (Cr) 1.00 50
HOPP011 Koper (Cu) 12.30 100
HOPP011 Kwik (Hg) 0.10 1
HOPP011 Lood (Pb) 16.10 20
HOPP011 Nikkel (Ni) 12.50 40
HOPP011 Zink (Zn) 190.00 500
HOPP037 Arseen (As) 77.00 20
HOPP037 Cadmium (Cd) 0.98 5
HOPP037 Chroom (Cr) 6.50 50
HOPP037 Koper (Cu) 11.60 100
HOPP037 Kwik (Hg) 0.59 1
HOPP037 Lood (Pb) 56.00 20
HOPP037 Nikkel (Ni) 4.20 40
HOPP037 Zink (Zn) 530.00 500
HOPP038 Arseen (As) 22.70 20
HOPP038 Cadmium (Cd) 0.05 5
HOPP038 Chroom (Cr) 1.51 50
HOPP038 Koper (Cu) 0.40 100
HOPP038 Kwik (Hg) 0.10 1
HOPP038 Lood (Pb) 1.00 20
HOPP038 Nikkel (Ni) 4.00 40
HOPP038 Zink (Zn) 8.70 500
HOPP039 Arseen (As) 276.00 20
HOPP039 Cadmium (Cd) 0.13 5
HOPP039 Chroom (Cr) 2.40 50
HOPP039 Koper (Cu) 0.77 100
HOPP039 Kwik (Hg) 0.10 1
HOPP039 Lood (Pb) 2.18 20
HOPP039 Nikkel (Ni) 2.96 40
HOPP039 Zink (Zn) 6.30 500
HOPS001 Arseen (As) 5.20 20
HOPS001 Cadmium (Cd) 0.20 5
HOPS001 Chroom (Cr) 3.00 50
HOPS001 Koper (Cu) 2.27 100
HOPS001 Kwik (Hg) 0.10 1
HOPS001 Lood (Pb) 2.11 20
HOPS001 Nikkel (Ni) 3.20 40
HOPS001 Zink (Zn) 20.00 500
HOPS002 Arseen (As) 3.30 20
HOPS002 Cadmium (Cd) 0.20 5
HOPS002 Chroom (Cr) 3.00 50
HOPS002 Koper (Cu) 3.52 100
HOPS002 Kwik (Hg) 0.10 1
HOPS002 Lood (Pb) 1.09 20
HOPS002 Nikkel (Ni) 3.20 40
HOPS002 Zink (Zn) 20.00 500

5.3 Organische poluenten in de waterstalen van 2022.

Table 4.2: Organische poluenten boven de rapportage grens in grond- en oppervlaktewaterstalen van maart 2022
Meetpunt Parameter Eenheid mrt
HOPS001 Minerale olie: som C10-C40 mg/l 0.104
HOPP007 Minerale olie: som C10-C40 mg/l 0.103
HOPP007 Benzeen B5g/l 0.440
HOPP007 o-Xyleen B5g/l 0.160
HOPP011 Minerale olie: som C10-C40 mg/l 0.320
HOPP011 Minerale olie: fractie C12-C20 mg/l 0.107
HOPP011 Minerale olie: fractie C20-C30 mg/l 0.141
HOPP037 Minerale olie: som C10-C40 mg/l 0.250
HOPP037 Minerale olie: fractie C20-C30 mg/l 0.119

De vastgestelde concentratie minerale olie in het oppervlaktewater van het Broekskot en Reigershoek (resp. 0.104 en 0.103 mg/l) zijn zeer laag en kunnen het resultaat zijn van natuurlijke organische afbraakprocessen. Alle waarden liggen ver onder de bodemsaneringsnormen.