Samenvatting

CMB plant op de voormalige BP-site een Maritieme Campus (Maritieme Campus Antwerpen, MCA). De BP-site is een industrieterrein dat nagenoeg volledig omgeven is door het natuurgebied Hobokense Polder. De Hobokense Polder is een erkend natuurreservaat en maakt als Grote Eenheid Natuur integraal deel uit van het Vlaams Ecologisch Netwerk.

In dit artikel onderzoeken we de potentiële impact van het MCA-project op de broedvogelpopulaties in de Hobokense Polder. We gebruiken hiervoor de resultaten van vier broedvogelkarteringen uitgevoerd in de periode 2010 - 2020. Deze data is beschikbaar in Avimap en kan worden opgevraagd. Om de verstoring van de eerste fase van het MCA-project op de broedvogelpopulatie in te schatten gebruiken we de alertafstand voor broedende vogels per soortgroep uit Krijgsveld et al. (2008). De alertafstand is de korste afstand die leidt tot een gedragsverandering (alertheid) door verstoring, vanaf dan heeft de vogel last van verstoring. In deze analyse gaan we er van uit dat de kwaliteit van het leefgebied afneemt in de ‘alertzone’ rond het projectgebied. Dit kan leiden tot een verminderd broedsucces of het mijden van deze zone als broedgebied. Voor de afbakening van het projectgebied baseerden we ons op de “Aanmelding inclusief verzoek scopingsadvies” van het “Project-MER ‘Maritieme Campus Antwerpen” (pp. 60-61 en 114). Dit projectgebied is kleiner dan het projectgebied dat in het uiteindelijke MER beschreven wordt, wat betekent dat de berekende impact een onderschatting is van de reëel te verwachte impact.

Vijfentwintig soorten (op een totaal van 52 onderzochte soorten) broedden de afgelopen tien jaar minstens één keer binnen de alertafstand van het project. Daarnaast broedden er naar alle waarschijnlijkheid nog eens 13 algemene soorten die niet werden gekarteerd. Dit betekent dat meer dan de helft van de in de Hobokense broedende soorten de kwaliteit van tenminste een deel van haar leefgebied ziet afnemen.

Voor sommige soorten zal meer dan één derde van de populatie negatief beïnvloed worden. Gezien de populaties nu al klein zijn, kan de bouw van de Maritieme Campus er toe leiden dat deze soorten verdwijnen uit de Hobokense Polder. Dit geldt onder andere voor de blauwborst, een soort van bijlage 1 van de vogelrichtlijn. Het MCA-project bedreigt ook het voortbestaan van de Hobokense populaties van de in Vlaanderen bedreigde soorten rietgors, fitis, tuinfluiter en nachtegaal. Daar populaties van soorten als fitis en nachtegaal in de Scheldevallei sterk achteruit gaan, zal het eventueel verdwijnen van de deelpopulaties in de Hobokense Polder een bovenlokaal effect hebben.

Inleiding

CMB plant op de voormalige BP-site een Maritieme Campus (Maritieme Campus Antwerpen, MCA). De BP-site is een industrieterrein dat nagenoeg volledig omgeven is door het natuurgebied Hobokense Polder. De Hobokense Polder is een erkend natuurreservaat en maakt als Grote Eenheid Natuur integraal deel uit van het Vlaams Ecologisch Netwerk. Volgens artikels 16 van het Natuurdecreet moet de bevoegde overheid bij een vergunningsplichtige activiteit er zorg voor dragen dat er geen vermijdbare schade aan de natuur kan ontstaan. Dit kan door de vergunning of toestemming te weigeren of door redelijke voorwaarden op te leggen om de schade te voorkomen, te beperken of, indien dit niet mogelijk is, te herstellen. Volgens artikel 26 mag de overheid geen toestemming of vergunning verlenen voor een activiteit die onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het VEN kan veroorzaken.

In dit artikel onderzoeken we de potentiële impact van het MCA-project op de broedvogelpopulaties in de Hobokense Polder. We gebruiken hiervoor de resultaten van vier broedvogelkartering uitgevoerd in de periode 2010 - 2020.

Dat het MCA-project verstoring van broedvogels zal veroorzaken in vergelijking met de de huidige situatie is meer dan duidelijk. Tijdens de aanlegfase zorgen geluid en beweging bij de werken voor verstoring. In de exploitatiefase zullen zowel het verkeer, de activiteiten op de site (met tal van recreatiemogelijkheden en activiteiten ook buiten de normale werkuren) en de gebouwen zelf (weerspiegeling, licht…) verstoring van broedvogels veroorzaken. Het MER geeft aan dat vestoring door geluid en trillingen en visuele verstoring zowel zal optreden tijdens de aanlegfase als tijdens de exploitatiefae. De verstoring zal ook een veelvoud zijn ten opzichte van de BP- (of Castrol-)tijd, want toen waren er veel minder werknemers en waren de gebouwen veel lager en was de activiteit op de terrein beperkt tot het aan en afrijden van enkele tientallen vrachtwagens per dag.

Methode

Broedvogelkarteringen in de Hobokense Polder

De broedvogels van de Hobokense Polder worden sinds de jaren 1980 frequent geïnventariseerd. De meest recente broedvogelkarteringen werden uitgevoerd in 2012, 2014, 2016 en 2019. Deze gegevens zijn digitaal beschikbaar op avimap.be.De meest algemene soorten werden in deze jaren niet geïnventariseerd. De lijst van wel gekarteerde soorten is niet voor elk onderzoeksjaar hetzelfde (zie tabel 6 in bijlage achteraan). De karteringen werden uitgevoerd op gestandaardiseerde wijze met een uitgebreide territoriumkarteing zoals beschreven door Sovon (Hustings et al., 1985, Van Dijk & Boele, 2011, Vergeer et al., 2016).

Impactbepaling

Om de verstoring van de eerste fase van het MCA-project op de broedvogelpopulatie in te schatten gebruiken we de alertafstand voor broedende vogels per soortgroep uit Krijgsveld et al. (2008). De alertafstand is de korste afstand die leidt tot een gedragsverandering (alertheid) door verstoring, vanaf dan heeft de vogel last van verstoring. Voor groepen waar de alertafstand voor broedende vogels niet is opgegeven, wordt een afstand gehanteerd gelijk aan twee derde van de alertafstand voor rustende of foeragerende vogels. Hoewel deze studie enkel verstoring door recreatie behandelt, wordt aangenomen dat de onderzochte respons van soorten ook een indicatie geeft voor verstoringsgevoeligheid door andere bronnen. De studie wordt frequent gebruikt bij impactbepalingen (bv. Passende Beoordeling bij het Plan-MER PRUP ‘rechteroever jachthaven Nieuwpoort’). In deze analyse gaan we er van uit dat de kwaliteit van het leefgebied afneemt in de ‘alertzone’ rond het projectgebied. Dit kan leiden tot een verminderd broedsucces of het mijden van deze zone als broedgebied. De gehanteerde alertafstanden staan vermeld in tabel 6.

Met behulp van ruimtelijke technieken uit het package sf (Simple Features for R) in R (© 2020 The R Foundation for Statistical Computing) wordt voor elk territorium de kortste afstand bepaald tot het MCA-projectgebied (zie figuur 1). We beschouwen het geheel van gebouwen, toegangswegen en parkeerlocaties als projectgebied. Voor de afbakening van het projectgebied baseren we ons op de projectbeschrijving uit de “Aanmelding inclusief verzoek scopingsadvies” van het “Project-MER ‘Maritieme Campus Antwerpen” (pp. 60-61 en 114). Dit projectgebied is kleiner dan het projectgebied dat in het uiteindelijke MER beschreven wordt, wat betekent dat de berekende impact een onderschatting is van de reëel te verwachte impact. Vervolgens bepalen we per soort en per karteringsjaar het aantal territoria binnen de alertafstand en het aandeel dat dit uitmaakt ten opzicht van de totale populatie in het natuurgebied. Op basis hiervan wordt per soort het maximum aantal territoria binnen de alertafstand en het gemiddeld aandeel over de verschillende karteringsjaren berekend.

Figuur 1: Projectdelen MCA-fase 1.


Resultaten

Figuur 2 geeft een overzicht van alle vastgestelde territoria in de vier onderzoeksjaren.

Figuur 2: Vastgestelde territoria (soorten in popup) tijdens de verschillende kartering en MCA-faseI met er omheen ter illustratie buffers van 100 en 250 m.


In 2012 broedden 14 soorten (op een totaal van 29 onderzochte soorten) binnen de verstoringsafstand van het projectgebied (Tabel 1). Bergeend, Braamsluiper, Cetti’s zanger en Zwarte roodstaart hadden allen hun enige territorium in de buurt van het projectgebied. Meer dan 50 % van de populatie van blauwborst, rietgors, fitis en grasmus bevond zich binnen de verstoringsafstand. Ook van tuinfluiter, nachtegaal en waterral broedde een aanzienlijk aandeel van de populatie (resp. 44, 43 en 33 %) in de nabijheid van het projectgebied. Tuinfluiter was de talrijkste soort binnen de impactzone.

Tabel 1: Aantal broedvogelterritoria en aandeel van de totale populatie dat in 2012 binnen de verstoringsafstand (alertasftand) van het projectgebied lag
Naam Jaar Aantal Aandeel(%)
Bergeend 2012 1 100
Braamsluiper 2012 1 100
Cetti’s Zanger 2012 1 100
Zwarte Roodstaart 2012 1 100
Blauwborst 2012 2 67
Rietgors 2012 2 67
Fitis 2012 1 50
Grasmus 2012 2 50
Tuinfluiter 2012 8 44
Nachtegaal 2012 3 43
Waterral 2012 4 33
Bosrietzanger 2012 2 29
Kleine Karekiet 2012 6 25
Krakeend 2012 1 7


In 2014 broedden er eveneens 14 soorten (op een totaal van 32 onderzochte soorten) binnen de verstoringsafstand (Tabel 2). De enige territoria van bosuil en zwarte roodstaart lagen binnen de vestoringsafstand. Meer dan 30 % van de populaties van groene specht, tuinfluiter, grasmus en fitis lag binnen de verwachte impactzone. Kleine karekiet was er van de onderzochte soorten de talrijkste.

Tabel 2: Aantal broedvogelterritoria en aandeel van de totale populatie dat in 2014 binnen de verstoringsafstand (alertasftand) van het projectgebied lag
Naam Jaar Aantal Aandeel(%)
Bosuil 2014 1 100
Zwarte Roodstaart 2014 1 100
Fitis 2014 2 67
Grasmus 2014 3 38
Tuinfluiter 2014 7 35
Groene Specht 2014 1 33
Krakeend 2014 2 29
Kleine Karekiet 2014 11 28
Blauwborst 2014 1 20
Waterral 2014 1 17
Dodaars 2014 1 12
Grote Bonte Specht 2014 1 12
Boomkruiper 2014 1 9
Bosrietzanger 2014 1 6


In 2016 broedden er 19 soorten (op een totaal van 37 onderzochte soorten) binnen de verstoringsafstand. De volledige populatie van rietgors (1) sprinkhaanzanger (1) en zwarte roodstaart (2) broedde binnen de verstoringsafstand. De impactzone herbergde ook de helft van de blauwborstpopulatie (2) en één derde van de populaties van Cetti’s zanger (2) en grasmus (3). De talrijkste soort in de impactzone was de kleine karekiet.

Tabel 3: Aantal broedvogelterritoria en aandeel van de totale populatie dat in 2016 binnen de verstoringsafstand (alertasftand) van het projectgebied lag
Naam Jaar Aantal Aandeel(%)
Rietgors 2016 1 100
Sprinkhaanzanger 2016 1 100
Zwarte Roodstaart 2016 2 100
Blauwborst 2016 2 50
Cetti’s Zanger 2016 2 33
Grasmus 2016 3 30
Dodaars 2016 3 27
Tuinfluiter 2016 4 24
Kleine Karekiet 2016 8 18
Waterral 2016 1 17
Bosrietzanger 2016 2 15
Nachtegaal 2016 1 14
Groene Specht 2016 1 12
Wilde Eend 2016 2 12
Grote Bonte Specht 2016 2 11
Holenduif 2016 1 8
Krakeend 2016 1 8
Boomkruiper 2016 1 4


In 2019 broedden er 15 soorten (op een totaal van 37 onderzochte soorten) binnen de verstoringsafstand. Voor putter en zwarte roodstaart was dit de volledige populatie (resp. 1 en 2 territoria), voor braamsluiper (2), fitis (4) en waterral (1) de helft van de totale populatie en voor Cett’s zanger één derde (4). De talrijkste soort in de impactzone was ook in 2019 de kleine karekiet.

Tabel 4: Aantal broedvogelterritoria en aandeel van de totale populatie dat in 2019 binnen de verstoringsafstand (alertasftand) van het projectgebied lag
Naam Jaar Aantal Aandeel(%)
Putter 2019 1 100
Zwarte Roodstaart 2019 2 100
Braamsluiper 2019 2 50
Fitis 2019 4 50
Waterral 2019 1 50
Cetti’s Zanger 2019 4 31
Tuinfluiter 2019 5 26
Krakeend 2019 1 25
Grasmus 2019 3 20
Grote Bonte Specht 2019 4 19
Waterhoen 2019 1 17
Kleine Karekiet 2019 9 15
Staartmees 2019 1 14
Bosrietzanger 2019 1 12
Boomkruiper 2019 1 6


Bespreking

Tabel 5 geeft een overzicht van het minimum en maximum aantal territoria in de impactzone en het aandeel ervan in de totale populatie.

Vijfentwintig soorten (op een totaal van 52 onderzochte soorten) broedden de afgelopen tien jaar minstens één keer binnen de alertafstand van het project. Daar niet alle soorten werden geïnventariseerd is deze lijst onvolledig. Volgende soorten hadden met grote waarschijnlijkheid ook territoria binnen de verstoringsafstand: houtduif, kraai, ekster, gaai, roodborst, winterkoning, heggemus, koolmees, pimpelmees, staartmees, merel, zwartkop en tjiftjaf. Dit betekent dat minstens 38 soorten binnen de alertafstand in het afgelopen decennium.

Vogels van halfopen landschappen met een afwisseling van bojes, ruigtes en graslanden (braamsluiper, fitis, grasmus, tuinfluiter, nachtegaal) en moerasvogels (rietgors, sprinkhaanzanger, Cetti’s zanger, blauwborst, waterral, kleine karekiet, bosrietzanger, dodaars) zijn de best vertegenwoordigde ecologische groepen binnen de impactzone.

Alle vastgestelde bosuilen, putters en zwarte roodstaarten broedden in de verstoringszone. Bosuil en putter werden slechts in één onderzoeksjaar vastgesteld, zwarte roodstaart in alle vier.

De bosuil is sinds een jaar of tien een jaarlijkse broedvogel in de Hobokense Polder. De bosuil heeft een groot territorium en de nestlocatie werd in 2014 niet gezocht. De locatie van het territorium in Avimap is eerder arbitrair. Een rechtsreekse impact op broedende bosuilen is dus onzeker.

De putter of distelvink broedde in 2019 voor het eerst in de Hobokense Polder. Het enige territorium lag in de verstoringszone van het MCA-project. De putter is volgend de rode lijst "Momenteel niet in gevaar (Devos et al. 2016), die recent een toenemende trend vertoont in Vlaanderen (Vermeersch et al. 2020)

De zwarte roodstaart broedde uitsluitend in de impactzone. Het is een soort van warme en droge plaatsen. In onze stedelijke omgeving gebruikt hij bebouwing als alternatief voor zijn van oorsprong rotsachtige broedplaatsen. De soort vond zowel op de BP-site als op de Q8-site geschikte broedplekken. Op de rode lijst voor Vlaanderen staat de soort vermeld als ‘Momenteel niet in gevaar’. Tussen 2007 en 2018 werd een licht afnemende trend vastgesteld in Vlaanderen.

Tabel 5: Broedvogelterritoria binnen de alertafstand van het MCA-project: aantal jaren met territorium binnen de alertafstand en in de Hobokense Polder, minimum en maximum aantal binnen de alertafstand, minimum, gemiddelde en maximum aandeel ten opzichte van de totale populatie.
Aantal jaren in
Aantal territoria
Aandeel (%)
Naam Totaal Impactzone Min Max Min. Gemid. Max.
Bosuil 1 1 1 1 100 100 100
Putter 1 1 1 1 100 100 100
Zwarte Roodstaart 4 4 1 2 100 100 100
Braamsluiper 2 2 1 2 50 75 100
Rietgors 3 2 0 2 0 56 100
Sprinkhaanzanger 2 1 0 1 0 50 100
Fitis 4 3 0 4 0 42 67
Cetti’s Zanger 4 3 0 4 0 41 100
Blauwborst 4 3 0 2 0 34 67
Grasmus 4 4 2 3 20 34 50
Tuinfluiter 4 4 4 8 24 32 44
Waterral 4 4 1 4 17 29 50
Bergeend 4 1 0 1 0 25 100
Kleine Karekiet 4 4 6 11 15 22 28
Krakeend 4 4 1 2 7 17 29
Waterhoen 1 1 1 1 17 17 17
Bosrietzanger 4 4 1 2 6 16 29
Groene Specht 3 2 0 1 0 15 33
Grote Bonte Specht 3 3 1 4 11 14 19
Nachtegaal 4 2 0 3 0 14 43
Staartmees 1 1 1 1 14 14 14
Dodaars 4 2 0 3 0 10 27
Boomkruiper 3 3 1 1 4 6 9
Wilde Eend 2 1 0 2 0 6 12
Holenduif 3 1 0 1 0 3 8


De braamsluiper broedde 2 van de vier jaar binnen de alertafstand van het projetgebied. Het halfopen landschap met een afwisseling van (doorn)struweel, ruigte en grasland in de Nieuwe graspolder, het begraasde gebied ten zuidwesten van het projetgebied, vormt het enige broedgebied voor deze soort in de Hobokense Polder. Binnen de impactzone kwam 50 tot 100% van de totale populatie tot broeden. Op de rode lijst voor Vlaanderen staat de soort vermeld als ‘Momenteel niet in gevaar’.

De rietgors broedde tijdens drie van de vier onderzoeksjaren binnen de alertafstand. De omgeving van de projectzone is belangrijk voor deze rietvogel. Gemiddeld meer dan 50% van de totale populatie broedde in de verstoringszone. Op de rode lijst staat rietgors als ‘bijna in gevaar’ geboekstaafd. Zowel de korte als lange termijn trend voor deze soort in Vlaanderen is dan ook negatief.

De sprinkhaanzanger broedt niet jaarlijks in het natuurgebied. Tijdens onderzoeksjaren werd de soort één maal vastgesteld en dat was binnen de alertafstand van het projectgebied. Met een populatieaandeel van gemiddeld 100% is de impactzone belangrijk voor deze soort van rietlanden en ruigtes. De voormalige Texaco-site vormt een belangrijke broedlocatie. De soort is ‘Momenteel niet in gevaar’.

Ook voor de fitis vormt de impactzone een belangrijk broedgebied in de Hobokense Polder. Deze soort broedt nageoeg jaarlijks. Een aanzienlijk deel van de populatie (> 50 %) bevond zich in de impactzone. Deze soort van halfopen landschappen staat als “kwetsbaar” op de Vlaamse rode lijst. De soort vertoont een sterk negatieve trend en is één van de snelst afnemende zangvogelsoorten in Vlaanderen (Vermeersch et al., 2020).

De Cetti’s zanger werd tijdens drie van de vier onderzoeksjaren vastgesteld binnen de alertafstand. Deze soort van min of meer beboste moerassen zit in de rode lijstcategorie ‘bijna in gevaar’. De korte termijntrend is in Vlaanderen echter zeer positief. Net als op andere plaatsen langsheen de Schelde neemt de Cetti’s zanger ook in de Hobokense Polder sterk in aantal toe.

De blauwborst is een Europees te beschermen soort (bijlage 1 van de vogelrichtlijn). De meeste jaren broedt ongeveer de helft van het aantal blauwborsten van de Hobokense Polder binnen de aleertafstand van het projectgebied. Deze rietvogel frequenteert vooral de moerasvegetaties ten noordoosten van de MCA-site. De soort is momenteel niet bedreigd volgen de rode lijst en kent een licht positieve korte termijntrend in Vlaanderen. In de Hobokense Polder was de blauwborst erg talrijk rond 1990 (tot 48 territoria). O.a. als gevolg van de vegetatiesuccessie, maar mogelijk ook door toenemende verstoring zijn de aantallen sterk afgenomen. De laatste jaren stellen we tussen 3 en 5 territoria vast.

De grasmus broedt in de Hobokense Polder vooral in de halfopen terreinen ten zuidwesten en ten noordoosten van de projectzone. Gemiddeld één derde van de populatie komt jaarlijks tot broeden binnen de alertafstand. De grasmus is niet bedreigd in Vlaanderen en vertoont een licht positieve korte termijn trend.

De tuinfluiter broedt ook jaarlijks in de Hobokense Polder in een iets geslotener landschap met meer struweel. Ca. één derde van de populatie broedde binnen de alertafstand. De tuinfluiter is volgens de rode lijst “bijna in gevaar”. Met een verlies van ruim 50% in de periode 2007-2018 behoort deze lange afstandstrekvogel tot de snelst afnemende, algemene broedvogels van Vlaanderen (Vermeersch et al., 2020).

De nachtegaal is een ‘kwetsbare’ soort die frequent binnen de alertafstand broedde (2 van de 4 jaren). Deze soort kende in de Hobokense Polder een piek in de jaren 1990 (tot 20 territoria). In de onderzochte jaren schommelde de aantallen tussen 2 en 7 territoria. De soort houdt hier, in tegenstelling met de rest van Vlaanderen, nog enigszins stand.

Conclusie

De bouw van de Maritieme Campus fase I zou een aanzienlijke impact hebben op de broedvogelpopulaties van de Hobokense Polder. Meer dan de helft van de broedvogelsoorten van de Hobokense Polder (38 van de 65) ziet de kwaliteit in minstens een deel van van haar leefgebied afnemen. Voor sommige soorten zal meer dan één derde van de populatie negatief beïnvloed worden. Gezien de populaties nu al klein zijn, behoort het verdwijnen van deze soorten uit de Hobokense Polder als gevolg van de bouw van de Maritieme Campus tot de mogelijkheden. Dit geldt onder andere voor de blauwborst, een soort van bijlage 1 van de vogelrichtlijn. Het MCA-project bedreigt ook het voortbestaan van de Hobokense populaties van de bedreigde soorten rietgors, fitis, tuinfluiter en nachtegaal. Daar populaties van soorten als fitis en nachtegaal in de Scheldevallei sterk achteruit gaan, zal het eventueel verdwijnen van de deelpopulaties in de Hobokense Polder een bovenlokaal effect hebben.

Referenties

Devos K., Anselin A., Driessens G., Herremans M., Onkelinx T., Spanoghe G., Stienen E., T’Jollyn F., Vermeersch G., Maes D. (2016b). De IUCN Rode Lijst van de broedvogels in Vlaanderen (2016). Brussel: Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek.

Hustings M.F.H., Kwak R.G.M., Opdam P.F.M., Reijnen M.J.S.M. (1985). Vogelinventarisatie: achtergronden, richtlijnen en verslaglegging. Wageningen: PUDOC.

Krijgsveld, K.L., Smits, R.R., van der Winden, J. 2008. Verstoringsgevoeligheid van vogels. Update literatuurstudie naar de reacties van vogels op recreatie. Bureau Waardenburg i.o.v. Vogelbescherming Zeist Nederland.

Van Dijk A.J., Boele A. (2011). Handleiding SOVON Broedvogelonderzoek. Nijmegen, Nederland: SOVON Vogelonderzoek.

Vergeer J.-W., Van Dijk A.J., Boele A., J. v.B., Hustings M.F.H. (2016). Handleiding Sovon broedvogelonderzoek: Broedvogel Monitoring Project en Kolonievogels. Nijmegen: Sovon Vogelonderzoek Nederland.

Vermeersch G., Devos K., G. D., J. E., Feys S., M. H., T. O., E.W.M. S., F T.J. (2020). Broedvogels in Vlaanderen 2013-2018. Recente status en trends van in Vlaanderen broedende vogelsoorten. Brussel: Instituut voor Natuur en Bosonderzoek 228 p. 

Bijlagen

Geïnventariseerde soorten

Tabel 6: Lijst van onderzochte soorten bij karteringen in de verschillende jaren
Naam Alert-afstand 2012 2014 2016 2019
Bergeend 383 x x x x
Blauwborst 225 x x x x
Boomkruiper 225 NA x x x
Bosrietzanger 225 x x x x
Bosuil 700 NA x NA NA
Braamsluiper 225 x x x x
Buizerd 275 x x x x
Cetti’s Zanger 225 x x x x
Dodaars 150 x x x x
Fazant 50 NA NA x x
Fitis 225 x x x x
Gekraagde Roodstaart 225 x x x x
Goudhaan 225 x x x x
Grasmus 225 x x x x
Grauwe Gans 50 x x x x
Groene Specht 250 NA x x x
Grote Bonte Specht 250 NA x x x
Grote Canadese Gans 50 x x x x
Halsbandparkiet 50 x x x x
Holenduif 50 NA x x x
Houtsnip 200 x x x x
IJsvogel 33 x x x x
Kleine Bonte Specht 250 x x x x
Kleine Karekiet 225 x x x x
Koekoek 17 NA x x x
Krakeend 383 x x x x
Kuifeend 383 x x x x
Kuifmees 225 x x x x
Matkop 225 x x x x
Meerkoet 133 NA NA NA x
Nachtegaal 225 x x x x
Nijlgans 50 x x x x
Putter 225 x x x x
Rietgors 225 x x x x
Slobeend 383 x x x x
Sperwer 275 x x x x
Spotvogel 225 x x x x
Sprinkhaanzanger 225 x x x x
Staartmees 225 NA NA NA x
Tafeleend 383 x x x x
Tuinfluiter 225 x x x x
Vink 225 NA x x NA
Vuurgoudhaan 225 x x x x
Waterhoen 133 NA NA NA x
Waterral 133 x x x x
Wespendief 275 x x x x
Wielewaal 225 x x x x
Wilde Eend 383 NA NA x x
Wintertaling 383 x x x x
Zanglijster 50 NA NA x x
Zomertortel 50 x x x x
Zwarte Roodstaart 225 x x x x